.jpg)
Veel creëren van veel waarde voor lange tijd, met respect voor het ‘oude’. Dat is de instelling waarmee Marcel Wanders de wereld van industrieel design regeert. “Ik denk dat wij positief bij kunnen dragen, iets van waarde kunnen maken. En als je daarvan minder doet, is dat wel jammer.”
‘Ik vind mijn tijd te kostbaar om niet vol overgave, vol passie, snoeihard en rücksichtsloos op mijn doel af te gaan’
Marcel Wanders is net 55 geworden, maar dat is niet aan hem af te zien. Hij bruist van de energie, en praat vol passie over zijn beroep, carrière, zijn designstudio en MOOOI. Hij is één van Nederlands bekendste industrieel designers en dat heeft naast talent ook vooral met die passie te maken. Wanders gaat altijd vol gas. Logisch, vindt hij, want: “We zijn volwassen mensen, die op maandag wakker worden, naar ons werk gaan, een potloodje pakken en dingen tekenen. Daar worden we voor in leven gehouden door onze maatschappij, ik vind dat best bizar. We verplegen geen zieken, we telen geen aardappels. Ik vind het een enorme rijkdom dat je dat mag doen, en daar komt een hele grote verantwoordelijkheid bij.”
En dat verantwoordelijkheidsgevoel heeft hem veel opgeleverd, al is het maar een keur aan bijnamen. De Lady Gaga van de designwereld. The Prince of Design. Beethoven of Design. The Dutch Prince of Design. Als het om bijnamen gaat, dan is Marcel Wanders een rijk man. Welke hij zelf het mooiste vindt? “‘Marcel Wanders is arguably the boldest off-road driver of the world of design’. Deze stond in 2017 in het Amerikaanse tijdschrift Whitewall.”
Waarom kiest u deze?
“Ik word zoveel genoemd, ik dacht: laat ik de laatste maar eens pakken die ik heb gezien. Het maakt me namelijk niet zoveel uit. Ik zeg het niet, iemand anders zegt het. Soms is het lullig en dan begrijp je het niet en soms is het prima.”
En in dit geval?
“Vind ik het wel grappig. Binnen design ben ik wel een off-road driver, ik houd me niet aan de gebaande paden. Ik ben écht geïnteresseerd in design als principe, en bij design gaat het erom dat je nadenkt en dan hoef je niet daar uit te komen waar een ander uitkomt. Je bent vrij om daar te gaan waar je wil. Dat is soms op het gebaande pad, maar vaak ook niet.”
En bolder?
“Ja, daar kan ik me ook wel in vinden. Als ik iets vind, dan vind ik het ook. Ik vind het niet erg om tegen de wereld te liegen, maar tegen mezelf lieg ik niet. Eén van de moeilijkste dingen die je moet doen als designer is geloven in en staan voor wat je denkt. Ook al brengt dat je in moeilijke situaties. Ik doe dat vol overgave, want ik houd niet van halve maatregelen. Ik vind mijn tijd te kostbaar om niet vol overgave, vol passie, snoeihard en rücksichtsloos op mijn doel af te gaan.”
U bent wars van minimalisme. Leven we in een wereld waarin geldt: meer is meer?
“Als je het over minimalisme hebt, heb je het over meer of minder. Maar de vraag is: wat meer of minder? Minder van iets dat je niet wil, is plus. Minder van iets dat je wel wil, is negatief. Als je denkt dat alles dat we kunnen hebben in de wereld negatief is, dan is less more. Want minder van minder is plus. Maar ik denk dat wij positief bij kunnen dragen, iets van waarde kunnen maken. En als je daarvan minder doet, is dat wel jammer. Want min maal plus is min.”
Duurzaamheid speelt een steeds belangrijkere rol in de wereld: hoe vertaalt dit zich naar uw werk?
“We kunnen spreken van een materieel probleem, en dat hebben we ook, maar daar moet je van mij geen inhoudelijke vernieuwing in verwachten. Ik ben geen material science guy. Wij als designers kunnen wel werken aan de psychologische verandering. Toen ik net was afgestudeerd, kende ik een meisje dat een velvet vloermateriaal had gemaakt. Als het velvet eraf sleet, kwamen er bloemen tevoorschijn, die ze eronder had geschilderd. Geweldig natuurlijk, iedereen vond het mooi, ik ook. Maar op hetzelfde moment dacht ik: wat doen we nou eigenlijk? Kunnen we niet gewoon accepteren dat dingen oud worden? Is dat echt zo erg?”
Dat is wel de heersende mening toch?
“Zeker. De wereld vindt oud niet fijn, maar ontwerpers zijn er fucking allergisch voor. We hebben een soort babyface fixation, alles moet nieuw en glad en jong en gepolijst zijn. Maar er is niets dat sneller oud wordt dan het nieuwe. Mensen hebben geen verwantschap met de omgeving, daar ligt de uitdaging. Je moet producten maken die de moeite waard zijn om een goede relatie mee te krijgen. Dat je een kopje krijgt op je veertiende en die niet na zes maanden weggooit, maar je hele leven houdt. Veel waarde voor lange tijd, dat is duurzaamheid.”
Wat is uw visie op wonen in de toekomst?
“Als je mij dit tien jaar geleden had gevraagd, dan had ik daar een heel ander antwoord op gegeven dan vandaag. Toen had ik gezegd dat mensen steeds individueler worden en de ruimtes een expressie zijn van zichzelf, tralalala, je kent het wel. Maar: ik denk dat het niet zo is. De werkelijkheid bewijst dat sharing steeds meer iets is dat we doen met zijn allen. Daardoor krijgt het huis eigenlijk steeds minder een private karakter, het huis wordt steeds meer publiek terrein.”
En in wat voor huis zou u dan oud zou willen worden? Beschrijf u eigen droomhuis eens.
“Doe mij de Gallery of Honour in het Rijksmuseum maar, daar voel ik me wel thuis. Zet ik een bed neer, een klein keukentje, en dan ben ik oké.”
Tot slot: u werkt veel in het buitenland: welk land past het best bij u?
“Japan. Omdat de Shinto-religie nog steeds overal aanwezig is. En in die religie zit personality, karakter, persoonlijkheid, waarde en respect. Alles wordt gedaan met respect, alles is de moeite van het aankijken waard. Degene die de stoep veegt, veegt ‘m beter dan bij ons. De tegeltjes in de straten zijn mooier scherp, zelfs de putdeksels zijn mooi. Alles is met zoveel zorg en liefde gemaakt.”
En wat kunnen we leren van dit land op het gebied van design?
“Als je als ontwerper een religie zou hebben, dan zouden ze willen dat daarin wordt gepredikt dat we een omgang met de wereld zouden hebben die zoveel mogelijk waarde ziet in de omgeving. Wij zijn de spiegel van onze omgeving, wij zijn zo waardevol als onze omgeving. Als de omgeving een zooitje is, zijn wij ook een zooitje.”