Deel dit artikel:

17 mei 2018

|

Economie

Een nieuw pensioenstelsel: linksom of rechtsom?

Het is werkgevers en werknemers niet gelukt om voor 1 april dit jaar overeenstemming te vinden over een nieuw pensioenstelsel. Verdwijnt het plan van individuele pensioenpotjes voor elke deelnemer van een pensioenfonds alsnog in de prullenbak?

Al ruim vijf jaar zijn werkgevers, vakbonden en pensioenbestuurders bij de Sociaal-Economische Raad (SER) met elkaar in gesprek over een nieuw pensioenstelstel en zzp-pensioen. Het huidige pensioenstelsel – door vriend en vijand geroemd als een van de beste ter wereld – voldoet niet meer aan de eisen van vandaag de dag, zo wordt gezegd. 


Het huidige stelsel is op maat gesneden voor de werknemer die veertig jaar in dezelfde branche werkt. “Maar werknemers wisselen nu sneller van baan, er komen meer zzp’ers; dat leidt op termijn tot financiële problemen”, zegt Hans Visser, als general manager verantwoordelijk voor de pensioenen van pensioenverzekeraar Zwitserleven. “Bovendien, heel zwart-wit gesteld houdt het stelsel van nu in dat jongeren de ouderen financieren. Tegelijkertijd zien we de maatschappij steeds meer individualiseren. Men wil maatwerk en keuzevrijheid. Waarom krijgt niet ieder een eigen pensioenpotje?”


Voor Paul de Beer, hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam, is die vraag niet zo evident. Hij stelt dat de discussie over een nieuw pensioenstelsel kort na de kredietcrisis startte, toen veel pensioenfondsen met tekorten kampten – of beter gezegd, ze onder de voorgeschreven dekkingsgraad doken.


De Beer: “Nu gaat de discussie over meer onderwerpen: solidariteit, herverdeling tussen jongeren en ouderen, transparantie. De betaalbaarheid lijkt naar de achtergrond te zijn gedrongen. Naar mijn idee hechten mensen echter meer belang aan de betaalbaarheid van pensioenen. Het is mij onduidelijk waarom het stelsel daarvoor opnieuw moet worden ingericht.”


Hij neemt de wens om transparantie als voorbeeld. Met een individueel potje weet je tenminste precies wat je krijgt, is de gedachte. De hoogleraar waagt dat te betwijfelen. “Wat je in dat potje hebt opgebouwd, zegt wat je nu hebt gespaard maar niet wat je in de toekomst als pensioen zult ontvangen. In de huidige situatie weet je wel welke pensioenrechten je hebt opgebouwd. Het nieuwe systeem biedt misschien meer transparantie, maar creëert schijnzekerheid.”


De opkomst van de zzp’ers dan, vraagt dat niet om een ander pensioenstelsel? Visser vindt van wel. “Een groot deel van de zzp’ers bouwt te weinig pensioen op en verzekert zich niet tegen risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid. Dat willen wij graag voorkomen door het pensioen zo aantrekkelijk te maken dat zzp’ers het zelf willen. Met een individueel pensioen kan dat, dan is het leuker om over na te denken.”


De meer flexibele arbeidsmarkt ziet De Beer evenmin als een reden om het pensioenstelsel om te gooien zodat zzp’ers ook kunnen of moeten deelnemen. “Er zijn meer zzp’ers gekomen, maar het zijn er nog steeds minder dan in de jaren ’50, toen een op de vier werkenden een zelfstandige was”, zegt De Beer. “Een tweede kanttekening is dat werknemers niet verplicht zijn verzekerd. Nog steeds bouwt 6 tot 7 procent van de werknemers geen pensioen op. Het zou raar zijn wel die verplichting in te bouwen voor zzp’ers, maar niet voor werknemers.”


Visser houdt vast aan een nieuw stelsel, op bijna principiële gronden, met meer flexibiliteit, transparantie en een individuele premie. “Eigen vrijheid, daar geloof ik in”, vat Visser het nog eens samen. “Iedereen moet zelf de keuze moeten kunnen maken hoe en bij wie hij zijn pensioen wil onderbrengen. Waarom zou je, als je bijvoorbeeld in de metaalsector werkt, je verplicht moeten aansluiten bij een pensioenfonds? Misschien heb je zelf wel hele andere ideeën en behoeften over je eigen toekomst.”


De toekomstbestendigheid kan wat De Beer betreft beter worden bereikt door de berekening van de dekkingsgraad aan te passen. Nu is de rente in risicovrije staatsobligaties leidend. Als die rente daalt, zoals na de kredietcrisis gebeurde, zakt de dekkingsgraad ook weg. 


Hij pleit voor een oplossing die de sociale partners al in 2011 overeenkwamen: het reële contract. Hierin wordt de ambitie geformuleerd om een pensioen met een bepaalde reële koopkracht te realiseren. De Beer: “De schijnzekerheid van een vast pensioen in euro’s wordt dan ingeruild voor een reëel vooruitzicht – maar geen garantie – op een pensioen van 70 procent van het gemiddelde loon over de loopbaan.”

Gesponsord