Deel dit artikel:

7 jun 2018

|

Economie

Nederland kan niet zonder arbeidsmigranten

De bv Nederland kan niet meer zonder arbeidsmigranten. Zo zet een bedrijf ze in.

Het is niet overdreven om te stellen dat zonder arbeidsmigranten, van Poolse klussers tot Roemeense tomatenplukkers en heel veel meer, een groot deel van de Nederlandse economie tot stilstand komt. Bedrijven in ons land kunnen simpelweg niet meer zonder de inzet van de 400.000 Europeanen die hier werken. 


Nu zijn dat niet allemaal seizoenarbeiders; sommigen werken voor een Nederlandse vestiging van een buitenlandse onderneming, anderen bieden als zelfstandige of voor een buitenlands bedrijf hier hun diensten aan. Maar een grote groep van hen komt wel voor korte tijd naar Nederland. In 2016 zijn net geen 120.000 Europese arbeiders via bemiddeling van bij de ABU of NBBU aangesloten uitzendbureaus of payroll-ondernemingen bij een Nederlands bedrijf aan de slag gegaan. 


Vaak komen ze uit Polen, Roemenië, Duitsland, Hongarije en Litouwen. Ze zijn jong, een ruime meerderheid is nog geen 30, en ze werken in sectoren waar niet of nauwelijks Nederlandse arbeidskrachten voor zijn te vinden: logistiek, tuinbouw of de industrie. Flexmigranten worden ze ook wel wat oneerbiedig genoemd.


“Het hoeft niet per se het geval te zijn dat een opdrachtgever een uitzendbureau vraagt om arbeidsmigranten”, zegt Maurice Rojer, adjunct-directeur van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU). “Soms zegt een bedrijf enkel extra mensen nodig te hebben: ‘Regel het maar.’”


In veel gevallen echter wordt wel om arbeidsmigranten gevraagd. “In agrarische sectoren is het werk vaak seizoengebonden. Van arbeidsmigranten is bekend dat ze hoogproductief zijn. Ze komen naar Nederland om in een korte tijd inkomen te vergaren, vaak meer dan in eigen land mogelijk is”, zegt Rojer. “Soms is de vraag specifiek gericht op een vaardigheid. Lassers bijvoorbeeld, zijn in Nederland bijna niet meer te vinden.”


Het is belangrijk, zegt Rojer, dat het te werk stellen van arbeidsmigranten volgens de regels gebeurt. “De arbeider moet hier bijvoorbeeld mogen werken; iemand van binnen de EU heeft geen werkvergunning nodig, van daarbuiten vaak wel. Ook is het verstandig te weten of iemand verzekerd is en of hij goede huisvesting krijgt.”


Veel uitzendondernemingen hebben zelf huisvesting ingericht of bemiddelen daarin. Of een uitzendbureau dat goed op orde heeft, is te checken bij de Stichting Normering Flexwonen. Zij geven bureaus met goede woonruimte (oppervlakte, privacy, veiligheid et cetera) jaarlijks een certificaat.


Nu heeft Rojer het – logischerwijs, als vertegenwoordiger van de ABU – vooral over de hulp die uitzendbureaus kunnen bieden, maar het is natuurlijk ook mogelijk het inhuren als werkgever zelf te regelen, al maakt dat het verhaal wel gecompliceerder. “Het is handig als een buitenlandse kracht zo snel mogelijk naar Nederland komt, direct huisvesting heeft en wordt ingeschreven bij de gemeente, veel uitzendbureaus bemiddelen daarin”, zegt Rojer. Vervoer van huis naar werk is ook iets dat geregeld moet worden. “Sommige bureaus geven de uitzendkracht zelfs een voorschot voor de onkosten, zodat ze gelijk klaar zijn om te werken.”


Uitzendbureaus kennen bovendien vaak de weg in de betreffende landen. Rojer: “Vaak hebben ze een eigen wervingskantoor, of daar goede banden mee. Daardoor weet de uitzendonderneming bijvoorbeeld wat een buitenlands diploma hier waard is. Ze doen dat vaak al jaren.”


Enkele tips heeft Rojer nog. “Belangrijk is dat de identiteit gecontroleerd wordt. Dat is een taak voor uitzendondernemingen, maar de opdrachtgever moet zich er wel van vergewissen dat dit klopt.” Ook de taal verdient aandacht. “Zorg dat de taalbarrière wordt geslecht. Zorg voor de juiste vertaling van veiligheidsvoorschriften. Of voorzie in een taalcursus als de arbeidsmigrant hier langere tijd werkt.”

Gesponsord