11 dec 2019
|
Economie
Als het mobiliteitsvraagstuk niet rigoureus wordt aangepakt, dan gaat ons tijdverlies de komende vijf jaar met 24 procent toenemen.
Dat is nogal wat. 24 procent. Wie nu een uur naar zijn werk onderweg is, moet daar over vijf jaar een kwartier bij optellen. Zo druk en complex wordt het op de snelwegen en in het openbaar vervoer. Nu kun je denken: elk jaar hebben we te maken met wat extra vertraging. Dus dat zal allemaal wel loslopen. Toch is dat al te lichtzinnig gedacht. “Tussen 2010 en 2018 kregen we te maken met een tijdverlies van slechts één procent. Wat ons te wachten staat, hebben we nooit eerder meegemaakt”, stelt Steven van Eijck, voorzitter van de RAI Vereniging en tevens vicevoorzitter van de Mobiliteitsalliantie, een breed samenwerkingsverband van allerlei vervoersorganisaties. Die alliantie buigt zich nu vooral over de kwestie hoe Nederland qua mobiliteit is voor te bereiden op de toekomst.
Problemen benoemen kunnen we allemaal. De kunst is vooral om oplossingen te bedenken hoe Nederland in beweging valt te houden. Sleutel om dit probleem op te lossen, ligt vooral bij flexibel reisgedrag voor de gebruiker. En daar heeft Van Eijck duidelijke ideeën over. Er bestaan vier aandachtsvelden waarop nu moet worden geschakeld. Punt één is dat we van bezit naar gebruik gaan. “We hebben altijd in tijdperken van veranderingen geleefd, maar nu leven we in een veranderend tijdperk”, zegt Van Eijck filosofisch. Dat heeft dus onder andere te maken met de trend dat het bezit van een auto minder heilig is. “We gaan veel meer toe naar deeloplossingen. De vormen van private lease van nu zijn een overgangsontwikkeling. Uiteindelijk komen we uit bij een scenario waarin bezit niet de gemene deler is, maar gebruik. Er ontstaan allerlei initiatieven waarbij vervoermiddelen worden gehuurd en gedeeld. Niet alleen auto’s, maar ook deelfietsen of deelscooters.”
Verbeterpunt twee is de overgang van de lineaire economie naar de circulaire economie. Vanaf de designtafel waarop auto’s of vrachtwagens worden ontwikkeld, wordt er al rekening gehouden met recycling ervan aan het einde van de gebruikscyclus. De uitdaging zit nu nog vooral in het veilig opslaan en vervoer van (beschadigde) accu’s.
Punt drie heeft van doen met de transitie van fossiele naar herbruikbare energie. En punt vier heeft de digitale transformatie als thema. De samenleving gaat digitaal een enorme sprong voorwaarts maken, onder andere met het 5G-netwerk om zelfrijdende auto’s beschikbaar te maken.
Even heel praktisch nu. Wat wil Van Eijck nu eigenlijk met deze opsomming? Hij wil vooral het besef laten indalen dat het over en uit is met het traditioneel denken vanuit één vervoersmiddel “Bedrijven zullen gaan inzien dat we steeds vaker multimodaal gaan reizen. De traditionele leaseauto gaat plaatsmaken voor een concept waarbij medewerkers de keuze hebben uit meerdere vervoermiddelen. Zo ga je bij wijze van spreken met je elektrische leasefiets naar je werk, terwijl het bezoek aan de klant wordt ingeregeld met openbaar vervoer en een deelbus op afspraak. Dat Mobility-as-a-Service-concept, waarbij we gebruikmaken van verschillende vervoermiddelen, wordt gemeengoed. Dat moet ook wel. De wegen raken almaar voller, stadcentra worden steeds minder toegankelijk. Als we niet ingrijpen, staan we over een paar jaar echt muurvast.”
Op de achtergrond speelt bovendien nog een ander belangrijk thema. Namelijk de mentaliteit van de reiziger. Smart mobility betekent dat mensen worden gestimuleerd om niet automatisch te kiezen voor de eigen auto. Dat kan middels ontmoediging, zoals het autoluw maken van binnensteden bijvoorbeeld. Andere kant van de medaille is de beloning in de vorm van verdere verbetering van het openbaar vervoer.