25 okt 2021
|
Economie
Journalist: Jerry Huinder
Digitalisering hoort erbij. Dat is de stellige overtuiging van Michiel Steltman na zijn gesprek met Mariëtte Hamer. “We hebben er als digitale industrie tien jaar voor geknokt om serieus genomen te worden, en dit geeft aan dat het gelukt is.”
Vlak voor de zomer sprak Michiel Steltman met Mariëtte Hamer als onderdeel van de formatie. Samen met andere spelers uit de digitale sector mocht hij aan tafel schuiven om het te hebben over de digitale toekomst van Nederland. Een uniek moment, volgens de directeur van de stichting DINL, de koepelorganisatie van de Nederlandse aanbieders van digitale infrastructuur. Maar ook logisch. “De vraag die op tafel lag, was: wat is er na de coronacrisis nodig voor de transitie naar duurzaamheid en het herstel van de economie? Dan is het evident dat het thema digitalisering daar een onderdeel van is.”
Wat was uw belangrijkste boodschap aan haar?
“Ik had meerdere boodschappen, zes in totaal, maar de belangrijkste was: kijk naar het digitale ecosysteem, zorg ervoor dat alle basisvoorzieningen op orde zijn. En dat gaat verder dan 5G. Zo moeten we erop letten dat Nederland een datahub blijft, dat ons land aantrekkelijk blijft voor digitale dienstverleners om zich hier te vestigen en dat er op tijd nieuwe intercontinentale verbindingen komen zodat onze digitale handelsroutes intact blijven. Al deze zaken zijn belangrijk. Vergelijk het met een haven, het volstaat niet om alleen maar een geul te graven en dan te zeggen: hier heb je verbinding naar zee en de rest gaat vanzelf. Je moet zorgen voor een spoorlijn, een gunstig vestigingsklimaat, aan- en afvoerwegen voor transport en voor de mensen die er werken, ga zo maar door. Anders
komt dat ecosysteem niet op gang.”
In hoeverre is de cloud van belang binnen dat digitale ecosysteem?
“Allesbepalend. Als je vijf jaar geleden honderd mensen in een zaal had en vroeg wie er iets in de cloud deed, dan gingen er vijf of zes vingers omhoog. Als je dan vroeg wie er een smartphone had, gingen alle vingers omhoog. Als je dan nog een keer vroeg om eens goed na te denken wie er allemaal iets in de cloud deed, dan zag je wel wat meer vingers. Sinds de coronacrisis is Europa wakker geworden en is er het besef dat alles dat we digitaal doen eigenlijk in de cloud is.”
Waarom moest Europa wakker worden, de cloud werkt toch prima?
“Ja, het werkt allemaal prima, maar wat blijkt: tachtig procent van die cloud zit bij drie Amerikaanse techreuzen. Dus als je kijkt waar al die applicaties die we gebruiken draaien, van Teams tot je e-mail, dat is dat of in China of in Amerika bij Amazon, Google of Microsoft. Die markt is dus uit balans geraakt en Europa heeft weinig te vertellen. Dus ja, het was nodig dat Europa wakker werd, want we zijn volledig afhankelijk van een handjevol partijen en Europa komt er helemaal niet meer aan te pas. Dat is geen goede ontwikkeling.”
Maar wat kan Europa daaraan doen?
“Europa kan Europese cloudproviders betere kansen geven. We moeten ervoor zorgen dat de verdeling van 80/20 opschuift naar 50/50. En dat kan best, want die datamarkt wordt nog twintig keer zo groot. Je wil voorkomen dat deze drie grote partijen nog twintig keer zo groot worden, in plaats daarvan wil je dat er een evenwichtigere verdeling komt. Hier is het GAIA-X project voor in het leven geroepen, waarin we proberen bestaande Europese clouddiensten samen te laten werken onder één Europese paraplu. De GAIA-X cloud is een soort coöperatieve Amazon. Je kunt dus nu in Europa bij een GAIA-X project terecht, en of je dat nou bij partij A of B doet, je krijgt dezelfde soort diensten en garantie op zekerheid en privacy. Een federatieve gedachte dus.”
En waarom zou je als bedrijf niet gewoon voor één van de grote drie cloudaanbieders kiezen?
“Nou, bijvoorbeeld omdat er nog steeds twijfels zijn of deze partijen handelen conform de Europese privacywetgeving. Voor sommige toepassingen kan en mag je daar geen enkel risico lopen. Van de Chinese cloud weten we zeker dat het niet klopt, voor de Amerikaanse is het steeds gedoe. Daarnaast kun je je afvragen of je vitale systemen wilt laten draaien op platforms uit landen waar je een wat minder gevoel bij hebt. Zelfs in de Verenigde Staten is er tijdens het presidentschap van Trump vier jaar lang een stabiliteitsrisico geweest. Als het misgaat, hebben we een potentieel ontwrichtende situatie in Nederland. Het gaat er meer om dat je je risico’s moet spreiden. Het is niet verstandig om al je digitale eieren in één mandje te leggen.”
Maar wel in het mandje van GAIA-X?
“Wat er nu gebeurt is dat jij als partij bij je cloudaanbieder moet checken of de data wel veilig is, want het is jouw verantwoordelijkheid. Dat leidt tot ontzettend veel gedoe. Ik vergelijk het altijd met de reiswereld: stel je voor dat TUI stoelen inkoopt bij Ryan Air en dat zij als reisorganisatie moeten uitzoeken of RyanAir veilig vliegt. Dat vinden we raar, want daar hebben we wetten voor en instanties die dat controleren. Daar hoeft TUI zich helemaal geen zorgen over te maken. Maar in de cloud is dat niet zo. Dit is iets dat GAIA-X kan oplossen. Het kan een soort keurmerk worden, waarvan jij als bedrijf weet, in de cloud van GAIA-X is het veilig en betrouwbaar, conform de wetten van de Europese Unie. Dat wordt ontzettend belangrijk in de strijd om de cloud.”
Wat zijn andere belangrijke factoren die u tijdens het gesprek heeft genoemd?
“We hebben we het tijdens het gesprek onder andere ook over digitale vaardigheden gehad. Iedereen ziet gelukkig wel hoe belangrijk het is dat je een goed opgeleide arbeidsmarkt hebt in de digitale wereld, maar onze specifieke boodschap was: kijk niet alleen naar de problemen van morgen, maar ook naar de problemen van vandaag, want bedrijven schreeuwen nu om goed geschoold personeel. We willen vandaag digitaliseren, niet over vijftien jaar. We kunnen wel beginnen bij het basisonderwijs, maar daar heb je pas over vijftien jaar rendement van. Kijk dus ook naar wat je nu kunt doen qua praktijkleren en bijscholing. Daarnaast hebben we gepleit voor meer regie vanuit de overheid.”
Hoe ziet u dat voor zich?
“Wij vinden als sector: er moet een bewindspersoon binnen het kabinet aanspreekbaar zijn op alle verbindende thema’s. Iedereen moet digitaliseren, iedereen moet er iets mee doen, maar je hebt er toch een bewindspersoon voor nodig die een aantal belangrijke zaken regelt of coördineert. Een persoon die de kar trekt. Daarnaast hebben we gepleit voor een soort digitale SER (Sociaal Economische Raad, red.) die ervoor zorgt dat alle belangrijke stakeholders bij complexe vraagstukken meedoen aan de debatten. Zodat je met het bedrijfsleven, de overheid en maatschappelijke organisaties samen kan nadenken over echt ingewikkelde digitale vraagstukken. De SER is dit nu aan het inventariseren, dus daar ben ik heel blij mee.”
Tot slot: is Nederland over vijftien jaar nog een digitale hub?
“Dat mag ik wel hopen, en ik denk het wel, zeker na het gesprek bij de informateur. We hebben er als digitale industrie tien jaar voor geknokt om als volwaardig gesprekspartner mee te worden genomen bij de totstandkoming van beleid. Onze uitnodiging geeft aan dat de sector volwassen is geworden. Digitalisering is onderdeel van onze geopolitiek, van onze veiligheid, van onze economie, van de weg naar duurzaamheid. De politiek herkent nu dat je een dialoog met de digitale industrie moet voeren om de grote thema’s van deze tijd te kunnen aanpakken. Daarom heb ik goede hoop dat een koers is ingezet waarmee Nederland inderdaad haar sterke positie in de wereld kan behouden.”