25 mrt 2022
|
Maatschappij
|
Foto: Persfoto
De bouw en infra bevinden zich in woelig vaarwater. De coronagolf is nog maar nauwelijks van het dek gespoeld of de volgende golf, die van de Oekraïne-oorlog, diende zich aan. In zulke moeilijke omstandigheden is stuurmanskunst vereist en moet de koers duidelijk zijn.
G
elukkig is de eindbestemming bekend. Nederland en dus ook onze gebouwde omgeving moet duurzamer, het is alle hens aan dek om de afspraken uit het klimaatakkoord na te komen. Minister De Jonge wil daarnaast samen met de markt in 2030 een kleine miljoen huizen erbij gebouwd hebben en ook ligt er veel werk om ons land mobiel te houden. Om die doelen te halen moeten we blijven bouwen. Dat klinkt als een open deur, maar vaak zijn dingen die makkelijk klinken niet zo simpel. Om met de woorden van een groot ‘filosoof’ te spreken: “Je gaat het pas zien als je het door hebt.” Ik leg het u graag uit.
De bouw- en infrasector zit te springen om nieuwe mensen. De vraag is groot en onze capaciteit is beperkt. Gelukkig is de bouw innovatief en groeit de arbeidsproductiviteit onder meer door de grote investeringen in fabrieksmatig bouwen. Dat neemt niet weg dat we de capaciteit zo optimaal mogelijk moeten inzetten. De geringe ruimte op het elektriciteitsnetwerk zit de versnelling van de energietransitie in de weg. Het prioriteren van aansluitingen is nodig. Dus eerst woningen en maatschappelijke instellingen aansluiten, dan pas datacentra. En ook de vergunningverlening voor het versterken van het net kan beter. Door trage procedures dreigt het elektriciteitsnetwerk de opschaling van de woningbouw en de verduurzaming van de gebouwde omgeving niet bij te kunnen benen en zelf dwars te zitten. Dat moet sneller.
Iets soortgelijks gaat ook op voor de infrastructuur. Stikstof is nog steeds een probleem dat niet is opgelost. Infraprojecten bedoeld om knelpunten in onze mobiliteit op te heffen komen niet op de markt door gebrek aan stikstofruimte. Geld lijkt niet langer het probleem. In het coalitieakkoord zijn immers miljarden uitgetrokken om dit op te lossen. Maar een gericht plan van aanpak is er nog steeds niet. De mobiliteit in Nederland dreigt het slachtoffer te worden. Nieuwe woonwijken en de ontsluiting hiervan staan onder druk. De capaciteit bij bouwers dreigt nu niet optimaal benut te worden, terwijl het werk zich opstapelt.
Daarbovenop komt de oorlog in Oekraïne. De oorlog is natuurlijk verschrikkelijk voor de inwoners van dit land, en tegelijkertijd is er in de rest van Europa veel onzekerheid over de gevolgen van de oorlog. Aangezien brandstof- en materiaalprijzen door het dak gaan, aarzelen opdrachtgevers om werk in de markt te zetten en ook opdrachtnemers tekenen niet graag in. De contractverlening dreigt te stokken en de bouwproductie daardoor ook. Dit wil niemand. Als prijsstijgingen niet kunnen worden gedeeld, zal de productie volledig stilvallen. Daarom moeten opdrachtgevers en opdrachtnemers met elkaar in gesprek en de risico’s samen beheersen. Dat hebben we eerder ook succesvol gedaan in tijden dat het spannend was. Dat kan en moet nu ook. Dus doorbouwen en koers houden, dan komt het met die mooie ambities ook goed.
Maxime Verhagen,
Voorzitter Koninklijke Bouwend Nederland