16 apr 2020
|
Economie
Advocatenkantoren worden bestookt met vragen over de coronacrisis. Bij Greenberg Traurig Amsterdam leiden Lilian Welling-Steffens, Sabine Schoute en Herald Jongen het Corona-team.
n plaats van heel diep in te gaan op de juridische aspecten proberen wij alle vragen zo kort en helder mogelijk te beantwoorden, gepaard met concrete richtlijnen.” Welling-Steffens, Schoute en Jongen zien drie hot topics: bestuurdersaansprakelijkheid, overmacht en vooruitbetaling van toekomstige leveringen.
Bestuurders en feitelijk leidinggevers van bedrijven zijn naar Nederlands recht niet snel persoonlijk aansprakelijk. Dat is alleen het geval indien hen een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ofwel, als je iets doet wat geen andere bestuurder in vergelijkbare omstandigheden in redelijkheid zou hebben gedaan. Verkeert de vennootschap of onderneming in een ‘financiële crisis’, dan kan het risico van persoonlijke aansprakelijkheid de kop opsteken indien een bestuurder nieuwe verplichtingen blijft aangaan terwijl hij of zij wist of behoorde te weten dat de vennootschap die nieuwe verplichtingen niet meer zou kunnen nakomen. Tevens zullen bestuurders in een crisis als deze extra alert moeten zijn op zogenaamde selectieve betalingen, met name aan gelieerde partijen. Greenberg Traurig Amsterdam geeft bestuurders de volgende overwegingen mee:
Wat overmacht betreft “het eerste wat je moet doen is bekijken of een contract een passage bevat over overmacht”. Als is overeengekomen dat een epidemie of een pandemie als overmacht geldt, kan men zich daarop beroepen. “Als het contract niets bevat over (een epidemie of pandemie als) overmacht of simpelweg verwijst naar de Nederlandse wet, wordt het moeilijker.” De drempel ligt hoog. “Om een voorbeeld te noemen: het niet beschikken over voldoende financiële middelen om te betalen (dat natuurlijk het gevolg kan zijn van het verlies aan inkomsten door de lockdown), is volgens de rechter tot op heden onvoldoende reden om zich op overmacht te beroepen.” Hetzelfde geldt voor de partij die niet kan leveren omdat haar toeleveranciers of onderaannemers haar niet beleveren. “Het kan natuurlijk zijn dat rechters, als zij moeten oordelen over corona-gerelateerde geschillen, tot het oordeel komen dat sprake was van overmacht. Ondernemers doen er echter goed aan om daar niet op te rekenen”, aldus Jongen. Wat kunnen ze dan wel doen?
Het derde hot topic betreft de vraag of een partij, die een fors bedrag moet aanbetalen voor bestelde goederen die pas over een paar maanden worden geleverd, die betaling kan opschorten. Dat mag onder meer als de partij die moet betalen goede grond heeft om te vrezen dat de wederpartij niet of niet tijdig zal kunnen leveren. In de huidige situatie zal daar snel sprake van kunnen zijn.
“Maar ook hier geldt het advies dat ondernemingen die elkaars contractspartij zijn er allereerst goed aan doen om onderling te overleggen over een oplossing. Iedereen zit in hetzelfde schuitje en overmatig juridiseren gaat niemand helpen. Het stellen van zekerheid voor de vooruitbetaling is zo’n oplossing.”