9 mei 2022
|
Levensstijl
Journalist: Jerry Huinder
Marion Koopmans de afgelopen twee jaar. En saai wordt het ook niet in de toekomst, is haar voorspelling. “Grotere uitbraken van infectieziekten zien we de laatste decennia eigenlijk langzaam maar zeker toenemen. Dus moeten we ons op daarop voorbereiden. Dat is evident voor mij.”
Dezelfde vraag, dezelfde meewarige glimlach. Maar waar het antwoord twee jaar geleden ‘begin maar met denken in jaren in plaats van weken’ was op de vraag hoe lang we last zouden hebben van corona, is het antwoord op dit moment ietwat positiever. Toch wil Marion Koopmans ook nu heel duidelijk zijn: nee, we zijn zeker nog niet van corona af. “We zijn op weg naar een toestand waarin we dit endemisch noemen, onderdeel van de business as usual infecties. Maar hoe zich dat precies zal ontwikkelen en wanneer dat gaat zijn, dat is echt nog niet zeker. Het zou kunnen zijn dat dit onze eerste winter wordt, waar we achteraf van gaan zeggen: nou, dat was de eerste winter waarin het endemisch patroon van corona zichtbaar werd, maar dat weet je pas achteraf. Het kan ook nog zijn dat we nog door wat golven heen moeten.” Niet het antwoord dat veel mensen willen horen. En ook niet het antwoord dat veel mensen verwachten. Want als je op straat, in de cafés en sinds kort zelfs in het openbaar vervoer kijkt, dan lijkt corona toch echt achter ons te liggen. “Maar het is niet klaar. Ondanks twee jaar lang een overload aan informatie is het bij veel mensen nog steeds geen onderdeel van wat ze doen. Dat krijg je er niet ingebouwd. Ik zie daar een grote parallel met waar de klimaatwetenschappers last van hebben. Daar moeten we iets mee.”
Hoe bedoelt u dat?
“Dat je het moet blijven uitleggen, omdat mensen anders verder gaan met hun leven en het vergeten. Infectieziekten en de klimaatproblematiek blijven voor veel mensen ongrijpbaar. Je merkt het pas als het echt dichtbij is, zoals nu bij de pandemie of bij overstromingen. Hoe houd je de lijntjes kort met de mensen die het allemaal kan treffen, daar hebben we echt iets in uit te zoeken. Hoe doe je dat nou samen, is toch wel echt een kernpunt.”
Een bekende collega van u, Ab Osterhaus, riep al jaren dat dit eraan zat te komen en dat een nieuwe pandemie een kwestie van tijd is. In hoeverre bent u het daar mee eens?
“Jazeker, die gaat er komen. Dat zijn wetmatigheden: dat wisten we, dat blijft zo. Een pandemie is dan een extreme uitkomst, maar grotere uitbraken van infectieziekten zien we de laatste decennia eigenlijk langzaam maar zeker toenemen. Dus moeten we ons op daarop voorbereiden. Dat is evident voor mij.”
Is de enige echte manier om dit soort pandemieën te voorkomen een hele andere kijk op de wereld? Minder reizen, een andere omgang met de natuur en dieren, een andere manier van voedselproductie.
“Zeker, en in die zin is voorkomen dus vrij theoretisch, want dat gaat niet gebeuren. Maar wat we wel hebben gezien bij deze pandemie is: hoe vroeger je erbij bent, hoe beter. Wat we dus echt moeten doen is bepaalde virussen goed in de gaten houden. We hebben een grote diversiteit aan virussen, maar er zijn er niet zoveel die echt zo explosief zijn en zo makkelijk van dieren naar mensen over springen. Dat is een selectieve groep en hoewel we dat allang wisten, investeerden we daar nauwelijks in. Dat moet veranderen. Van deze groep virussen wil je weten: in welke diersoorten zitten ze, waar, hoe zit het met de diversiteit, hoe werken ze immunologisch, welke tools hebben we nodig om snel te kunnen schakelen om misschien vaccins te kunnen maken? We moeten veel slimmer voorbereid zijn. Er is veel geïnvesteerd in respons, maar wij willen met name ook inzetten op aan de voorkant sneller zijn. Waar zit nou een groot uitbraakrisico? Hoe bereid je je daarop voor? Daar is echt veel te winnen.”
Die winst in de voorbereiding zit ‘m volgens u ook in het samenwerken met klimaatwetenschappers. In een poging dat tot stand te brengen is het Pandemic & Disaster Preparedness Center (PDPC) opgericht. Kunt u eens uitleggen wat dit behelst?
“Wat we hebben gezegd is: zo ziet een pandemie er dus uit én zo gaat er meer komen. Ik ben er dan ook meer dan ooit van overtuigd dat we de lijn van onderzoek naar infectieziekten moeten doorzetten, maar er zijn veel paralellen met factoren waar de klimaatwereld naar kijkt. De vraag is dus: wat zit eraan te komen en welke impact gaat dat hebben op de gezondheid? En tegen welke problemen, bijvoorbeeld in de maatschappij, lopen we beiden aan en kunnen we daar samen in optrekken? Daarom hebben we binnen de PDPC een gezamenlijke onderzoeksagenda ontwikkeld. Dus de voorbereiding op infectieziekten, rampen, watergerelateerde problemen, klimaatgerelateerde problemen, ga zo maar door. Omdat deze casussen zo in elkaar haken dat je in principe veel meer vanuit verschillende disciplines samen moet gaan doen. Complexe vraagstukken samen proberen te beantwoorden, dat is waar de PDPC om draait.”
Noem eens een voorbeeld?
“We zien dat er een zeespiegelstijging aan komt, we zien dat er bodemdaling is en we zoeken naar oplossingen in de vorm van natte natuur: wetlands. Prima, maar wij weten ook dat dat effect heeft op vogeltrek en -aanwezigheid en op muggenpopulaties. En dat er daarmee ook kans is op nieuwe virusinfecties die via die vogels worden binnengebracht en door die muggen worden verspreid. Een problem in the making dus. Eén van de PDPC-projecten gaat dat integraal bestuderen. Wat zijn de puzzelstukjes die maken dat daar op een gegeven moment echt een probleem kan ontstaan? En is dat dan beïnvloedbaar? Kunnen we inschatten waar die risico’s dan zitten en kunnen we ervoor zorgen dat daar echt een thermometer inzit die bij het eerste het beste signaal aangeeft dat het misgaat. En wat betekent dat voor de landschapsinrichting waar de Delftse ingenieurs over nadenken?”
Maar om een pandemie te voorkomen moeten we wereldwijd thermometers hebben.
“Ja, dit werkt natuurlijk alleen op wereldschaal, maar wat wij willen proberen is om een soort kennis te ontwikkelen die we op wereldschaal zouden kunnen inzetten. Nederland is bijzonder op een aantal manieren. We zijn één van de meest dichtstbevolkte plekken ter wereld, zowel met mensen als met dieren. We zijn een delta die heel erg aan het veranderen is. We zitten in een gebied waar de klimaateffecten heel snel merkbaar zijn. En we zijn verbonden met alles en iedereen: via havens, via luchtwegen en via een ontzettend open maatschappij. Dus de kennis over hoe dat voor ons in Nederland werkt en hoe we daar slim vroegwaarschuwingssystemen voor kunnen ontwikkelen is daarmee één op één exporteerbaar naar vergelijkbare knelpunten in de wereld.”
Tot slot: het lijkt me dat hier wel draagvlak voor is na de afgelopen twee jaar.
“Op dit moment wel, we krijgen heel veel belangstelling, maar het draagvlak is nog niet vertaald in een soort duurzame financiering. Dat moet ik nog zien.”
Feiten
Marion Koopmans is een viroloog die tijdens de coronapandemie een landelijke bekendheid werd als lid van het OMT. De afgelopen twee jaar beschrijft ze als “een voortdenderende trein met heel veel verrassingen. Steeds weer nieuwe situaties, steeds weer nieuwe uitdagingen. Elke keer die vraag: hoe moet je hier nou weer over adviseren? Dat past ook wel bij de theorie over emerging infections: expect the unexpected. Maar ik klaag niet. Als je viroloog bent, dan is deze tijd natuurlijk gewoon een tijd waar je er vol voor wilt gaan. Ik heb me mijn hele werkzame leven gefocust op dit type problemen, dus in die zin heb ik niet zoveel last van de extra drukke periode gehad. Ik heb eerder gedacht: now is the moment, rustiger wordt het wel weer.”