6 mrt 2019
|
Economie
De navigatieapps die ons van A naar B brengen, zelfparkerende auto’s en de aanbevelingen van Netflix. Al deze gemakken zijn mogelijk dankzij kunstmatige intelligentie (KI), een digitale technologie die grote invloed heeft op ons leven. We zullen in de toekomst op steeds meer gebieden met KI-oplossingen en -diensten te maken krijgen. Zo kan KI helpen om vormen van kanker sneller en beter te herkennen, bestuurt het zelfrijdende auto’s en verbetert het onze cyberveiligheid door aanvallen sneller te detecteren.
Het is de meest ingrijpende technologie van dit moment. Apparaten kunnen steeds meer zelfstandige beslissingen nemen. KI neemt op dit moment een vlucht die onze hele samenleving raakt. Dat komt door steeds meer verzamelde informatie, steeds grotere opslagcapaciteit en steeds snellere computers.
Naast de enorme potentie, brengt KI ook drie uitdagingen. De meest urgente is de internationale concurrentieslag. Zo wil China in 2030 KI-wereldleider zijn en investeren Amerikaanse bedrijven vele miljarden in algoritmes. Europa dreigt hierbij achterop te raken, wat uiteindelijk onze concurrentiekracht en welvaart bedreigt. We zouden meer moeten investeren in wetenschappelijk onderzoek, in KI-bedrijven en in de hoeveelheid patenten.
Ten tweede is duidelijk dat KI-toepassingen onze grondrechten, burgerrechten en maatschappelijke waarden onder druk kunnen zetten. Naast privacy gaat het hierbij om gelijkheid, algoritmes kunnen namelijk discrimineren. En om keuzevrijheid, want algoritmes zorgen ervoor dat je op social media in een ‘filterbubbel’ terecht komt waardoor alleen dezelfde soort nieuwtjes bij je terecht komen. Maar vergeet ook rechtvaardigheid niet, want algoritmes nemen ondoorzichtige besluiten. Dit alles mogen we niet zomaar laten gebeuren.
Ten derde is er de invloed van KI op de menselijke werkgelegenheid. Eerdere industriële revoluties hebben dit laten zien. Dit leidde in het verleden tot meer, nieuwe en betere banen, maar of dit ook voor KI geldt, is niet zeker. Want de mogelijkheden van KI reiken verder dan de huidige generatie robots die zijn werk doet op de landbouwgrond, in de fabriekshal en aan het bureau. KI kan ook artsen en advocaten vervangen. Het risico van werkeloosheid en toenemende tweedeling is daarom reëel.
Elk van deze drie uitdagingen vraagt om politieke actie. Hoewel het verleidelijk is om één uitdaging voorop te stellen, moeten we ze juist tegelijkertijd aanpakken.
Allereerst moet het wetenschappelijk onderzoeksbudget voor KI fors omhoog. Het doel moet zijn om 1.000 studenten per jaar op te leiden en om als overheid 500 miljoen euro per jaar te investeren in KI-onderzoek. Uiteraard zal het bedrijfsleven zelf ook hogere onderzoek- en ontwikkelingsuitgaven moeten doen. Zo niet, dan verliezen we de slag met ons omringende landen zoals Frankrijk en Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, die miljarden vrijmaken, maar bijvoorbeeld ook met landen zoals Israël of Singapore.
Ook moet het kabinet Nederlandse eisen formuleren die het gebruik van KI richting en begrenzing geven. Transparantie, controle en uitlegbaarheid moeten daarbij centraal staan. Om dit af te dwingen is een algoritme-waakhond nodig die toezicht houdt op de inzet van algoritmes en welke datasets zij gebruiken.
Daarnaast moeten we voor de toekomst kansengelijkheid garanderen. Dit doen we door Nederlanders digitale, sociale en creatieve vaardigheden aan te leren. Op die manier kunnen mensen beter anticiperen op technologische veranderingen in de samenleving. Een tweede manier om kansengelijkheid te garanderen is door welvaart te verdelen. Dit kan bijvoorbeeld door kapitaal te belasten of door werknemers mede-eigenaar van technologische machines te laten zijn.
In maart organiseert het kabinet een zogenaamde Digitale Top voor bedrijfsleven, wetenschap en overheden. Op verzoek van D66 krijgt KI daar een prominente plek op de agenda. Laten we deze kans benutten en de nodige stappen vooruit zetten. Want juist voor KI geldt dat stilstand achteruitgang betekent.
Kees Verhoeven, Tweede Kamerlid voor D66