5 okt 2018
|
Economie
Journalist: Jerry Huinder
Van een mislukte middelbare schoolcarrière tot coach van een Olympisch kampioenselftal tot inspirator voor het bedrijfsleven. Marc Lammers: “Je moet focussen op je sterke punten, maak van een 8 een 10 en niet van een 4 een 6.”
Je leraar Engels heeft je van school gestuurd en werd zo jouw bron van motivatie. Leg eens uit.
“Het was een moeilijke tijd. Ik had veel problemen thuis: mijn ouders lagen in scheiding, mijn vader was overspannen en mijn moeder zat bij de Bhagwan, een sekte. Daarnaast had ik dyslexie, en haalde ik daardoor slechte cijfers op school en werd ik gepest. Ik leefde op het hockeyveld. Toen zei mijn leraar Engels opeens: ‘Je moet van school af, het wordt niks met jou.”
Auw.
“Ja en nee. Op dat moment wel natuurlijk, maar volgens mij heb je twee keuzes bij een crisis: je kan vluchten of je kan vechten. Ik koos ervoor om te vechten. Ik koos ervoor hem te laten zien dat ik wel iets kon, dat het wel wat zou worden. Ik heb vroeg geleerd dat daar waar een crisis is, ook een kans is.”
Marc kwam op het CIOS (Centraal Instituut Opleiding Sportleiders) terecht waar hij al snel de woorden van zijn oud-leraar logenstrafte. Hij had voor het eerst een 8 op zijn rapport en zoog de leerstof op. Daarna ging het snel. Hij werd coach van een jeugdteam, assistent-coach bij het Nederlands dameshockeyteam, hoofdcoach bij het Spaanse nationale damesteam waarmee hij vierde werd op de Olympische Spelen in Sydney, waarna hij hoofdcoach werd bij het Nederlands damesteam. Vergeven en vergeten was de leraar Engels, zou je denken, maar niks was minder waar. Bij elke tegenslag kwam hij terug. ‘Zou hij dan toch gelijk hebben?’ Toen hij met het Nederlands damesteam tweede werd op de Olympische Spelen in Athene, de zoveelste tweede plaats op een rij, werd hij in de media Marc Jammers genoemd. Een moeilijke tijd, en het was zijn moeder die vlak voordat ze overleed, de leraar Engels nog maar eens aanhaalde. ‘Laat hem geen gelijk krijgen, laat het hem zien, niet opgeven’, sprak ze Marc toe. In dezelfde tijd kwam Marc judocoach Cor van der Geest tegen, en begon te klagen over het feit dat zijn team altijd de beste was, maar nooit won. ‘Wat een pech toch’, zei Marc.
Maar daar was Van der Geest het niet helemaal mee eens?
“Zeker niet. Hij zei: als je een keer op de paal schiet, dan heb je pech. Als je twee keer op de paal schiet, dan heb je heel veel pech. Als je drie keer op de paal schiet, dan schiet je niet goed. Dan moet je binnenkant paal leren schieten. Ik besefte dat ik wel een goede speler was geweest, maar nog geen goede coach was.”
Wat miste je?
“Ik besefte niet dat niet iedereen in een team hetzelfde is. Ik behandelde iedereen hetzelfde maar moest leren situationeel leiderschap toe te passen. Wat bij de ene speler werkt, werkt niet bij de andere. Coaches, maar ook managers in het bedrijfsleven, zijn altijd op zoek naar een kopie van zichzelf. Terwijl ze naar diversiteit moeten zoeken. Ik heb daar toen diverse cursussen voor gevolgd om daar inzicht in te krijgen. En met succes: in 2008 wonnen we de gouden medaille in Beijing.”
Hoe krijg je dat in het bedrijfsleven voor elkaar?
“Op dezelfde manier. Je moet erachter komen waar iedereen binnen je organisatie energie van krijgt. Je moet ze in de flow krijgen en eigenlijk gaat het dan om drie dingen. Ten eerste willen mensen wel veranderen, maar ze willen niet veranderd worden. Je moet er dus voor zorgen dat ze ‘owner’ worden van hun eigen werk, hun eigen verbeterpunten en dat ze daar erkenning voor krijgen. Simpelweg door open vragen te stellen: waar zou jij in willen verbeteren?”
En ten tweede?
“Moet een manager beseffen dat je een wedstrijd nooit wint op je zwakke punten. Focus dus op het verbeteren van je sterke punten. Maak van een acht een tien, en niet van een vier een zes. De vraag is; hoe kan je talent zo inzetten dat ze het maximale uit hun talent halen. Die spits die verschrikkelijk goed doelpunten kan maken, moet je precies dat laten doen en niks anders. Maar dan moet je er wel voor zorgen dat er een middenvelder achter staat met drie longen om die spits te helpen. En die middenvelder moet daarvoor erkenning krijgen. Om de link te maken met het bedrijfsleven: de salesjongen scoort, maar de backoffice maakt het mogelijk voor hem om te scoren.”
Maar dan moet je wel een doel hebben.
“Zeker. De truc is dat je zorgt voor uitdagende doelen die het team zelf heeft meegebracht en dat je die viert. Ik mis het vieren van successen in het bedrijfsleven. En: haal die doelen dichterbij. In het bedrijfsleven wordt veel te vaak gewerkt met jaardoelen, kwartaaldoelen. Maar vandaag dan? Wat wil je vandaag bereiken? Vergelijk het met een wedstrijd zonder doelen: dat is saai. Een dag werken zonder doel is dat ook.”
Maar ‘vandaag duizend euro extra omzet’ motiveert toch ook niet iedere medewerker?
“Klopt. Natuurlijk moet er een resultaatdoel zijn, je moet piketpaaltjes slaan, maar om daar te komen moet je kijken naar het proces. En naar de energie in je organisatie. Laatst had ik een bedrijf waar het management aan het personeel had gevraagd: als we die omzet halen, wat willen jullie dan doen? Naar Ibiza, was het antwoord. Veel tastbaarder, veel leuker voor het team.”
In de sport werk je met mensen die vaak eensgezind zijn en willen werken naar een doel. Kampioen worden, winnen, beter worden. In het bedrijfsleven is die eensgezindheid niet altijd evident.
“Dat klopt, sporters zijn daarin extremer, maar je moet maar zo denken: de concurrent heeft dat ook niet. Dus moet je ervoor zorgen dat je jouw mensen meer weet te betrekken dan de concurrentie dat doet, en dan win je. In het bedrijfsleven wordt veel te veel gekeken naar externe factoren. ‘Ja Marc, de markt zit niet mee op dit moment’, wordt er vaak gezegd. ‘Maar dat heeft je concurrent toch ook’, antwoord ik dan. Je moet kijken naar wat je zelf kan verbeteren en wat je team kan verbeteren. Daar heb je invloed op. De markt, de omstandigheden en het resultaat zijn allemaal gegeven feiten waar iedereen mee te maken heeft.”