13 jul 2020
|
Economie
Journalist: Féline van der Linde
De afgelopen maanden moesten veel mensen thuis gaan werken. Michiel Steltman praat ons bij over hoe de Nederlandse digitale infrastructuur zich heeft gehouden tijdens de coronacrisis en waar de uitdagingen liggen. Een crisis biedt namelijk ook kansen voor de toekomst.
Het was een bijzondere tijd. De digitale infrastructuur heeft veel voor zijn kiezen gekregen door de coronacrisis, want we moesten massaal gaan thuiswerken. Hoe is dat verlopen?
“Afgelopen maart ontstond er door de intelligente lockdown lichte paniek in de samenleving. Verassend genoeg zag ik twee dingen gebeuren. Ten eerste paste iedereen zich razendsnel aan, aan de noodzaak om digitaal te gaan werken. Dit verliep redelijk snel en zonder grote problemen. Dat was vanuit het digitaliseringsperspectief buitengewoon boeiend, want in het verleden is veel gedebatteerd o ver thuiswerken. Volgens velen was dit niet zo gemakkelijk. Echter, werd in dit geval duidelijk dat onder druk alles vloeibaar wordt. Als het moet, dan lukt het en dat was ook afgelopen maart in ons land te zien. Vervolgens zag je dat onze infrastructuur het goed aan kon. De internetverbindingen konden het aan. Je zag alleen problemen ontstaan met de wifi bij de mensen thuis. Daar valt nog wat van te leren. Ook op internationaal gebied zag je dat Nederland het goed heeft opgepakt, het thuiswerken, daar mogen we zeker trots op zijn. Enkele sectoren zijn hard geraakt, zoals de luchtvaart, horeca en cultuur, maar veel kon ook gewoon doorgaan.”
U klinkt ontzettend positief. Zijn er alleen maar positieve zaken over de digitale infrastructuur tijdens de coronacrisis te noemen?
“Wat ik heel opmerkelijk vond is dat de IT-sector niet op de lijst van essentiële bedrijven werd geplaatst. De toegang tot datacenters was voor ons bijvoorbeeld essentieel. Problemen in de datacenters kun je niet altijd op afstand oplossen. Vorig jaar is er een akkoord gesloten dat digitale weerbaarheid beter moet, maar de overheid zag afgelopen maart niet in dat je dan wel apparatuur in datacenters moet kunnen bijplaatsen of vervangen. Daar hebben wij toen wat van gezegd. Uiteindelijk werd de IT-sector benoemd tot de B-categorie, wat wil zeggen niet vitaal maar wel essentieel. Het was goed om dat aan te kaarten, want dat dit beter in beeld komt is ook los van deze crisis van belang. Zijn we nou vitaal of niet? Ook waren er in het begin van de coronacrisis zorgen over levering van apparatuur. Gelukkig viel dat uiteindelijk mee.”
Naast de coronacrisis staat de digitale infrastructuur ook voor een hoop andere uitdagingen. Zo komt het 5G netwerk steeds dichterbij. Wat voor invloed gaat 5G hebben?
“Er zijn nu testen en proeven aan de gang. Op kleine schaal worden deze de komende maanden uitgevoerd. 5G is het resultaat van een natuurlijke evolutie. We zijn van 2G, naar 3G en 4G gegaan. Logisch, want we doen steeds meer mobiel, wat om een steeds sneller digitaal verkeer vraagt. We willen overal bereikbaar zijn, en tegelijkertijd moet dat ook op een betrouwbare en veilige manier. Daar gaat 5G voor zorgen. In Nederland willen we ook digitaliseren door middel van mobiele toepassingen, zoals smart cities. De digitale infrastructuur moet hiervoor wel meebewegen. Waarom? Omdat vraag en aanbod elkaar versterken. Door de basis technologie die er gekomen is, zijn de mensen het meer en meer gaan gebruiken en verzinnen ondernemers ook weer nieuwe toepassingen.”
We lezen veel over Artificial Intelligence (AI) in het nieuws. Hoe belangrijk is AI voor bedrijven?
“AI is enorm belangrijk. Het is een enorme ontwikkeling. Toch is AI al twintig jaar oud, maar je ziet nu pas dat bedrijven gaan inzien wat het voor hun bedrijf kan betekenen. Dat komt ook omdat je AI technologie nu heel laagdrempelig uit de cloud kunt halen. AI kun je zowel inzetten om problemen op te lossen, om te digitaliseren en nieuwe dingen doen die je voorheen niet kon. Dat is het verschil tussen automatisering en digitalisering. Met automatisering verbeter je het bestaande, met digitalisering doe je iets heel nieuws. Met AI kan dat allebei. Zo kan een bouwbedrijf slimme systemen bieden aan de klanten zodat de klant zelf kan zien wat er wel en niet kan en hoe het huis eruit komt te zien. Zoiets vraagt om een andere mindset en soms ook een ander bedrijfsmodel. Ben je een bouwbedrijf, of ben je vanuit het digitale perspectief eigenlijk een soort 3D printer? Als dat is geland bij bedrijven dan zien ze dat digitalisering met AI heel veel kan toevoegen.”
Wat er gaat gebeuren in de digitale infrastructuur? Hoe ziet de toekomst eruit?
“Naar mijn mening wordt de rol van de cloud als digitale infrastructuur enorm onderschat. Eerst werd het gezien als een optimalisatie tool voor de IT. Nu merk je dat cloud services voor veel meer zaken essentieel zijn. Je ziet steeds meer platforms ontstaan die clouds en websites van andere bedrijven nodig hebben. Booking.com en Thuisbezorgd zijn voorbeelden van marktplaatsen die bestaan dankzij de informatie en sites van anderen. Daarmee kan je dus sneller digitaliseren. Want digitalisering is ook aggregeren; gebruik maken van allerlei toepassingen die al bestaan, zoals clouds. Bij sommige sectoren gaat dat snel, bij andere langzamer. Bij de overheid moet er bijvoorbeeld nog veel gebeuren. De overheid denkt dat je bij grote IT-projecten alles zelf moet doen, in plaats van informatie en clouds van anderen te hergebruiken. En dat digitalisering een kwestie is van goed plannen en strak aan dat plan vasthouden. Terwijl bedrijven die snel en goed digitaliseren juist het zogenaamde “lean” paradigma omarmen. Dat wil zeggen dat er continu verbeterd wordt. Zo is bijvoorbeeld Microsoft 365 nooit af. Voortdurend komen er updates en nieuwe toepassingen. De overheid zou zeggen dat het dan is mislukt omdat het nooit “af” is en omdat van het oorspronkelijke plan is afgeweken. Zo moet je ook kijken naar alle digitale infrastructuur. We gaan niet ineens een nieuwe digitale wereld versie 2.0 bouwen. Maar we moeten het bestaande continu verbeteren, door de knelpunten op te zoeken en steeds nieuwe stappen te zetten, zoals het toevoegen van 5G en gebruik maken van clouds.”
En op internationaal gebied, wat staat Nederland te wachten?
“Het is zaak dat we het eigen verdienvermogen van digitale bedrijven in de gaten houden. Als we dat niet doen, wordt onze digitale afhankelijkheid van het buitenland steeds groter. Het is belangrijk dat we ook de eigen industrie stimuleren. Het project GAIA-X van de EU is een goed voorbeeld en een hele belangrijke Europese ontwikkeling. Dit project is bedoeld om cloud en edge diensten van Europese aanbieders te verenigen in een data-infrastructuur met gemeenschappelijke regels, normen en technologieën. Een bredere visie dan alleen het 5G netwerk is wenselijk van de overheid. Het stimuleren van Nederlandse belangen in de digitale infrastructuur om het verdienmodel te behouden is noodzakelijk voor de Nederlandse digitale toekomst.”