1 jul 2022
|
Industrie
Journalist: Jerry Huinder
|
Foto: Het portret bureau
Duidelijkheid. Dat is waar Peter Molengraaf, sinds begin dit jaar boegbeeld van de Topsector Energie, naar streeft. “Ik ben blij met alle plannen, zowel landelijk als Europees, maar maak me zorgen over de concrete uitwerking.”
Hij begon in een gespreid bedje. Althans, zo lijkt het. Want waar zijn voorganger Manon Janssen nog werd weggehoond van het podium op een windconferentie ergens in 2014, waar ze vol ambitie aankondigde dat ze de prijs van windenergie op zee gingen halveren, staan nu alle seinen vol op groen. Toch? Peter Molengraaf: “Ik vind het heel moeilijk om te zeggen dat alle seinen op groen staan op een moment waarop de energieprijzen door de situatie in de wereld enorm hoog zijn. Prijzen van energie die we tijdens de energietransitie nog lange tijd nodig zullen hebben. Maar dat de urgentie en de wil om te vergroenen hoog zijn en dat die door de oorlog nog hoger op de agenda gekomen zijn, is een feit.” En hoewel hij eigenlijk niet wil dat het belang van de energietransitie wordt bepaald door de oorlog, vindt hij wel dat het antwoord op de oorlog versnelling op het pad dat we al zijn ingeslagen moet zijn. “Dat lijkt mij de enige goede respons, maar ook in tijden van oorlog gaat dat nu eenmaal niet van de ene op de andere dag.”
Zakt de moed u dan niet in de schoenen dat als er financiële tegenvallers zijn, een van de eerste dingen waar op wordt gekort door het kabinet het klimaat is?
“Nou, laat ik vooropstellen dat dit kabinet een enorme stap vooruit heeft gezet door de klimaatdoelstellingen echt om te zetten in ambitieus beleid én daar ook heel veel geld voor heeft vrijgemaakt. Ik denk dan dus ook dat we ze een beetje de ruimte moeten geven om daar in praktische zin iets in te bewegen, maar ik hoop natuurlijk wel dat dit de laatste keer is dat we geld dat bestemd is voor het klimaatfonds elders in moeten zetten. Maar nogmaals: ik ben heel blij met de koers die dit kabinet heeft ingezet. En je ziet dat het REPowerEU programma dit alleen maar versterkt, dus we zitten op het goede pad.”
Waar zitten volgens u de grootste uitdagingen in het algemeen voor de energiesector?
“Ik denk dat we over een jaar of tien schone elektriciteit hebben, veel eerder dan in 2050 dus. Maar: dan hebben we alleen de huidige elektriciteitssector vergroend en verduurzaamd. De echte uitdagingen liggen in hoe we in de gebouwde omgeving, de industrie en de mobiliteit van fossiele energie afkomen. Daarin speelt schone elektriciteit ook een grote rol, maar dat betekent dus dat het vergroenen van het huidige elektriciteitssysteem bij lange na niet voldoende zal zijn. Dat vergt een enorme ombouw van die sectoren en wat we daarvoor nodig hebben, is langjarig beleid, duidelijkheid, een stabiel regelgevingssysteem en betrouwbaarheid in de infrastructuur. Dit alles is nodig zodat we nu kunnen beginnen en zodat bedrijven het vertrouwen krijgen dat hun investeringen zinvol zijn. Belangrijk, want zo’n verandering duurt jaren.”
Als je kijkt naar die duidelijkheid, moeten we dan op één paard wedden en all-in gaan of juist onze kansen spreiden?
“Idealiter hou je alles open, maar dat gaat niet. Bedrijven moeten, als ze van fossiel afgaan, weten of er dan een warmteleiding, een CO2-leiding of een waterstofleiding langs hun industrieterrein komt of niet. Dat bepaalt de keuze van hoe ze gaan verduurzamen. Dus wat ik heel goed vind is dat er nu programma’s starten die de infrastructuur van de toekomst gaan intekenen. Dat geeft een stukje van de duidelijkheid die bedrijven nodig hebben om te investeren. Je zult bepaalde keuzes moeten maken vanuit de overheid, het voortouw nemen, pas dan kunnen bedrijven eigen plannen maken.”
In hoeverre leeft de energietransitie nu bij bedrijven?
“De discussie is enorm veranderd, zeker de afgelopen twee jaar. Voorheen ging het over energiebesparing of de impact van CO2-prijzen op de kostprijs van producten, maar wat je nu ziet, is dat het echt in de boardrooms geland is. Het gaat nu over hoe ze duurzaam en zonder CO2 producten kunnen maken in Nederland. Sinds de rechtszaak tegen Shell, waarbij in de uitspraak ook de verantwoordelijkheid van scope 3 emissies bij bedrijven werd gelegd, zie je dat duurzaamheid echt een onderwerp is dat behandeld wordt op topmanagementniveau. We zien nu ook bij de MOOI-inschrijvingen (Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie, red.), een subsidieregeling via de RVO die zich richt op projectontwikkeling voor elektriciteit, gebouwde omgeving en industrie, ontzettend veel aanmeldingen van bedrijven om samen met onderzoeksinstituten en overheden oplossingen te bedenken op hun niveau, voor hun bedrijf, om waterstof en industrie aan elkaar te koppelen of elektrificatie te kunnen vormgeven. Ook bij de Groeifonds-aanvragen zien we dat er wordt geïnvesteerd in langjarige projecten van vele honderden miljoenen om waterstof op te schalen, en nieuwe technologieën te ontwikkelen. Het belang van innovatie is enorm, zonder nieuwe technologieën wordt het een stuk duurder dan wij voor ogen hebben.”
Innovatie is dus key, ook in de energiesector, maar waar zit die innovatie vooral in?
“Waar we heel groot op inzetten is, nu de kostprijs van de opwek van groene elektriciteit naar beneden is gegaan, om de kosten van de omzetting in waterstof met elektrolyse ook omlaag te krijgen. Dat is één van de grote uitdagingen van de komende jaren, waar een groot Groeifonds op zit: Groenvermogen. Wat dat betreft sta ik misschien wel op hetzelfde punt als mijn voorganger in 2014. Waar zij zag dat de kostprijs van windenergie drastisch omlaag moest, geldt dit nu voor waterstof, want we geloven dat dit een enorme bijdrage kan leveren aan het verduurzamen van de industrie. Naast de kostprijs geldt dit natuurlijk ook voor de opschaling van waterstof en de systeemintegratie. Hoe gaan we genoeg waterstof produceren, dit transporteren naar waar het nodig is en dit integreren in de industriële processen. Dat is de uitdaging voor de toekomst.”
Tot slot: uw voorganger vond dat we de energietransitie leuk moesten maken en was positief over de uitkomst. Deelt u dat optimisme?
“Over de plannen en de ambities ben ik zeer optimistisch, zowel op landelijk als Europees niveau. Maar over de uitvoering maak ik me nog wel zorgen. We moeten daar echt concrete stappen in gaan zetten, er mensen voor gaan vinden. Dat is geen makkelijke opgave in deze arbeidsmarkt, en we moeten er haast mee maken. Daarvoor moeten we de handen ineenslaan, zowel landelijk tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden, maar ook internationaal. Daarbij kijk ik vooral naar de landen om ons heen, Duitsland en Frankrijk, waarmee we nog veel intensiever kunnen samenwerken. Dat is nodig, want ondanks mijn optimisme, ben ik ook onrustig: we hebben niet veel tijd meer.”
Feiten
Peter Molengraaf (1965) is boegbeeld van de Topsector Energie. Hij studeerde Computer Science aan de TU Delft en haalde daarna een MBA aan de Erasmus Universiteit. Hij begon zijn carrière bij Shell in diverse business- en projectmanagementfuncties. In 2005 maakte hij de overstap naar de utiliteitssector en was hij directeur in diverse functies bij Nuon en CEO bij Alliander. Sinds enkele jaren is hij eveneens actief als toezichthouder, onder meer bij Invest-NL, Kadaster en het Holland Solar.