21 mrt 2019
|
Economie
Cijfers over vorig jaar zijn nog niet bekend, maar in 2017 is de pensioenleeftijd weer een stukje verder gestegen. De gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen, was 64 jaar en 10 maanden, meldt het CBS. Dat is 5 maanden hoger dan in 2016, terwijl begin deze eeuw de gemiddelde pensioenleeftijd nog net onder de 61 jaar lag.
Dat mensen later met pensioen gaan, heeft vooral te maken met aanpassing van de wet. Nu mensen in de loop der jaren steeds ouder zijn geworden, was dat voor de overheid aanleiding om de pensioenleeftijd aan te passen. In de wet van 1956 werd de AOW-leeftijd vastgesteld op 65 jaar, terwijl dat in 2012 werd gewijzigd en de meeste mensen recht kregen op een AOW op een leeftijd van 67 jaar en drie maanden.
De cijfers als gevolg van die aanpassing is nogal spectaculair te noemen. Het aantal personen van 55 jaar of ouder met loon als voornaamste inkomensbron is tussen 2005 en 2016 met bijna 80 procent gegroeid. Dat komt mede door de vergrijzende bevolking, maar zeker ook door de hogere AOW-leeftijd. In 2016 waren er bijna vier keer zo veel werknemers van 60 tot 65 jaar als in 2005. Het aantal werknemers van 65 jaar of ouder nam nog harder toe en verzesvoudigde in dezelfde periode, tot 44,5 duizend in 2016.
In 2006 was het nog heel gebruikelijk om voor je 65ste het werk vaarwel te zeggen en met pensioen te gaan. In dat jaar deed dat maar liefst 88 procent van alle werknemers. Dat percentage is fors teruggezakt, naar 38 procent in 2017. Nog een andere vergelijking: in 2006 was ruim een kwart 59 jaar of jonger, in 2017 was dat afgenomen tot 4,4 procent. Het aantal werknemers dat 65 jaar of ouder was op het moment van pensionering is drastisch toegenomen. Zo is het aandeel 65-plussers gestegen van ruim 12 procent in 2006 tot bijna 62 procent in 2017.
Wat verder opvalt, is dat er een verschil bestaat tussen mannen en vrouwen. Vrouwelijke werknemers gaan op jongere leeftijd met pensioen. In 2017 was het verschil met mannen bijna 9 maanden. Ook wat betreft opleidingsniveau bestaa er verschil. Hoogopgeleide werknemers gingen in 2017 gemiddeld met 64 jaar en 5 maanden met pensioen en waren daarmee bijna 10 maanden jonger dan laagopgeleide werknemers.
Tot zo ver het vrolijk verhaal. Want er bestaat ook nog een kritische noot. De Universiteit van Leiden heeft dat in 2015 nog onderzocht: meer dan de helft heeft later geen of te weinig pensioen, zelfs als ze werken en denken dat hun pensioen goed is geregeld. Vooral huishoudens in de leeftijd van 50 tot 60 jaar komen te kort als ze met pensioen gaan. Meer dan zestig procent van die groep heeft later te weinig te besteden. Voor mensen ouder dan 55 is het (zelf) inkopen van een pensioen relatief duur. Voor wie een eigen huis heeft, kan het verstandig zijn om extra af te lossen. Met lage loonlasten is het immers niet onoverkomelijk om rond te komen van een klein pensioen.