6 mrt 2019
|
Industrie
Journalist: Eoin Hennekam
Onze kennis van aandoeningen neemt toe. Daarmee krijgen we ook meer mogelijkheden om ze te behandelen. Zo leren we bijvoorbeeld dat ziektes verschillende oorzaken kunnen hebben en daarom een andere aanpak vragen. Ieder individu zou een eigen behandeling moeten hebben. Dat is het doel van personalised medicine. Dit zet de zorg op zijn kop.
Peter Bertens, senior beleidsadviseur bij de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen, licht dit toe: “Laten we beginnen te zeggen wat het niet is. Personalised medicine is vaak niet letterlijk het maken van geneesmiddelen die uniek zijn voor een patiënt. Het heeft wel te maken met het groeperen van patiënten. Elke groep heeft een andere gevoeligheid voor een ziekte, of reageert anders op een bepaalde behandeling.
Personalised medicine, oftewel behandeling op maat, start met goede diagnostiek. We weten steeds meer over ons DNA en gebruiken dit bij de ontwikkeling van geneesmiddelen en de behandeling van patiënten. Er komen steeds meer biomarkers, waarmee patiënten gegroepeerd kunnen worden.”
Maar personalised medicine begint al op een basaler niveau. Veel geneesmiddelen worden afgebroken in de lever. Dit gebeurt door speciale eiwitten, enzymen. Als iemand meer of minder van deze enzymen aanmaakt, heeft dit gevolgen voor de hoeveelheid geneesmiddel en dus ook voor de werking ervan. Via DNA-analyses is dit te achterhalen. De gegevens kunnen worden vastgelegd in een document, een DNA-paspoort. Patiënten die veel gebruikte geneesmiddelen als bloeddrukverlagers, pijnstillers en antidepressiva slikken, kunnen voordeel hebben van een genenpaspoort en krijgen zo een behandeling op maat.
Belangrijke stappen zijn gezet bij kanker. Bertens geeft een voorbeeld: “We weten dat longkanker gekoppeld is aan bepaalde DNA-variaties. Er zijn verschillende geneesmiddelen beschikbaar die alleen bij patiënten met een bepaalde DNA-variatie goed werken. Patiënten zonder deze variatie krijgen dan ook een andere behandeling.”
Bertens verwacht veel van behandelingen met materiaal van patiënten zelf. “Vorig jaar zijn nieuwe behandelingen beschikbaar gekomen voor bepaalde soorten kanker: CAR-T. Hierbij worden de eigen cellen van het immuunsysteem van een patiënt in een laboratorium bewerkt en weer teruggegeven aan de patiënt. In het lab hebben ze een extra stukje DNA gekregen waardoor ze makkelijker kankercellen kunnen herkennen en vernietigen.”
Ook voor de zorgverzekeraar is personalised medicine interessant. “Door de specifieke benadering per persoon worden minder behandelingen gestart die niets opleveren, maar wel geld kosten. Ook kunnen verzekeraars afspreken om alleen voor het geneesmiddel te betalen als het ook echt werkt”.
Gaat het dan allemaal vanzelf? Helaas niet. Zo is het erg belangrijk dat de juiste patiëntdata verzameld worden en beschikbaar zijn voor zorgverleners en onderzoekers. “Het is daarom belangrijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt hoe data wordt opgeslagen en welke data dit zijn. Het meest praktische zou een landelijk register voor patiëntgegevens zijn.
Een belangrijke uitdaging voor de geneesmiddelontwikkeling is dat de patiëntengroep steeds kleiner wordt. “Dit zorgt ervoor dat we niet meer op de klassieke manier onderzoek kunnen doen. We zullen samen met onderzoekers en registratie-autoriteiten meer moeten kijken naar effecten op het individu en niet op de totale groep. Soms zullen we ook in de zorgpraktijk anders moeten werken. Denk aan de diagnostiek, die weg gaat van de chemische testen en een meer biologisch karakter krijgt. We moeten niet weglopen voor deze veranderingen, maar ze omhelzen en goed uitwerken. We zullen hier allemaal van profiteren.”