Deel dit artikel:

22 aug 2018

|

Economie

Rechtspraak op franchisegebied

Jeroen Sterk, advocaat Ludwig & Van Dam franchiseadvocaten  

  

Vindt u dat formele wetgeving wenselijk is? 

“We kennen de goede en slechte voorbeelden in de afhankelijkheid van de franchisenemer. In 2014 publiceerden wij samen de Universiteit van Leiden hierover al een uitgebreid wetenschappelijk artikel ‘Codificatie of zelfregulering in de Franchisesector, waarin de vraag hoe dat op te lossen centraal stond. De vragen die bij alle nieuwe wetgeving moeten worden gesteld: welke regels gaan welke problemen oplossen; zijn die eenvoudig te handhaven en vormen deze een nuttige aanvulling op het bestaand juridisch instrumentarium? Ons kantoor publiceert periodiek statistieken over franchisegeschillen. Feiten dus. Daaruit blijkt dat zich met name geschillen over prognoses, - wijziging van - bedingen in de franchiseovereenkomst, veelal concurrentiebedingen en beëindiging van de franchiseovereenkomsten - inclusief goodwill discussies – voordoen. Onderwerpen die de aandacht hebben van de wetgever.”


Welke aspecten zijn volgens u het meest belangrijk voor evenwichtige afspraken tussen franchisegever en franchisenemer?

“Prognoses, beëindiging, grenzen aan bedingen in de franchiseovereenkomst, inclusief concurrentiebedingen. Hierover oordelen rechters niet zelden verschillend. Het gebrek aan duidelijke normen laat vrijheid voor interpretatie. Het is mijn indruk dat ook niet-gespecialiseerde advocaten soms het bestaande instrumentarium onvoldoende benutten, dan kan de rechter niet anders. Tenslotte is er behoefte aan regulering van collectief overleg en inspraak.”


Geeft een pre-contractuele verhouding tussen franchisegever en franchisenemer zoals het kabinet voorstelt voldoende bescherming? 

“Naarmate de begrijpelijke roep om meer evenwichtige verhoudingen en wetgeving harder wordt vanuit franchisenemers, zien we tegelijkertijd de reactie dat franchisegevers zoals Ahold, HEMA en Hunkemöller roepen afscheid te willen nemen van franchise als distributiemodel. Ik ben benieuwd welk effect wetgeving in dat kader sorteert. Laten we niet vergeten dat franchise welbeschouwd een bijzonder succesvolle bedrijfstak is voor het merendeel van de daarin werkzame franchisenemers en franchisegevers.”

 

Nienke Slump, advocaat bij Justion Advocaten 

Vindt u dat een formele wetgeving wenselijk is?  

“Jazeker! Er is nu een te groot verschil in onderhandelingsmacht. De machtigste partij bepaalt de regels, met dikke standaardcontracten vol plichten en weinig – afdwingbare - rechten. Dat biedt ruimte voor onbehoorlijke handelspraktijken. Bij HEMA worden kritische bestuurders opgezegd. Er zijn franchisegevers die zeggen ‘Er zijn er maar een paar die slecht draaien’,  terwijl kritische franchisebestuurders dan bloot leggen dat veel franchisenemers minder verdienen dan het sociaal minimum. Soms wordt een tweede franchisevereniging opgericht, waarmee een bestaande kritische vereniging op een zijspoor komt.”


“De franchisegever verplicht vaak tot grote ondernemerskeuzes. De risico’s legt zij bij franchisenemers. Ik ken een voorbeeld van een winkel die zonder franchise € 50.000 winst maakte en vervolgens met franchise binnen een jaar technisch failliet was.  Franchisegevers hebben veel middelen voor reclame met oncontroleerbare ‘goed nieuws shows’ om nieuwe franchisenemers te werven. Zo houdt een bakker in Nederland gemiddeld 12,7% over van zijn omzet, maar is dat ook nog zo als hij als franchisenemer 8% van zijn omzet moet afdragen aan een franchisegever? Een controleerbaar antwoord op die vraag is voor mij, laat staan voor een starter, nergens te vinden.”


 Welke aspecten zijn volgens u het meest belangrijk voor evenwichtige afspraken tussen franchisegever en franchisenemer?

“Controleerbare voorinformatie, behoorlijke exit-regelingen inclusief goodwillvergoeding, het versterken van de inzicht- en inspraakpositie van franchisenemers en het voorkomen van onbehoorlijke clausules.”

 

Geeft een pre-contractuele verhouding tussen franchisegever en franchisenemer  zoals het kabinet voorstelt, voldoende bescherming? 

“Dat verwacht ik wel. Het is belangrijk om de gelijkwaardige pre-competetieve (machts)verhouding gedurende de hele looptijd te borgen, ook in de aanloop naar tussentijdse geschillen en wijzigingen. Goede wetgeving  - controleerbare voorinformatie – kan ook voorkomen dat de overheid als borg door mislukte franchise-avonturen geld verliest door uitbetaalde staatsgaranties op MKB-leningen.”


Evelien Croonen, universitair docent Innovation Management & Strategy Rijksuniversiteit Groningen 

Vindt u dat een formele wetgeving wenselijk is?  

“Het is moeilijk in te schatten wat de toegevoegde waarde van de voorgestelde wetgeving voor de precontractuele fase zal zijn. Er is al veel jurisprudentie en er zijn andere wetten die kunnen worden toegepast binnen franchiserelaties. Omdat franchising een specifieke samenwerkingsvorm is, wegen de voordelen van wetgeving zwaarder wegen op dan de nadelen ervan. Wetgeving is slechts één onderdeel van een totaalpakket aan maatregelen. Een mogelijke aanvullende maatregel is het voorlichten van franchisegevers over ’goed franchisegeverschap’. In Amerika is er samenwerking met de Amerikaanse franchise vereniging (IFA) een certificering voor franchiseprofessionals. Ik pleit ook voor een verbetering van informatievoorziening aan toekomstige franchisenemers. In Australië geeft de overheid in veel informatie aan het publiek over wat franchising is en wat het écht betekent om franchisenemer te zijn. Ik denk dat dergelijke informatie kan voorkomen dat mensen te makkelijk ergens instappen.”


Welke aspecten zijn volgens u het meest belangrijk voor evenwichtige afspraken tussen franchisegever en franchisenemer?

“De aard van de franchiserelatie is dat de franchisegever veel verplichtingen contractueel vastlegt om een uniforme formule in de markt te zetten en deze te beschermen. Uit mijn onderzoek blijkt dat franchisegevers bepaalde instrumenten in hun franchiseformule kunnen ’institutionaliseren’, waardoor er rekening wordt gehouden met de belangen van franchisenemers. Te denken valt aan het instellen van een overlegstructuur met heldere procedures, en de rol van accountants als onafhankelijke derden. Belangrijk is dat beide partijen elkaars belang kennen en zich daarin kunnen inleven.”


Geeft een pre-contractuele verhouding tussen franchisegever en franchisenemer  zoals het kabinet voorstelt, voldoende bescherming? 

“Wetgeving voor de pre-contractuele fase is wenselijk, maar niet voldoende om franchising in Nederland verder te professionaliseren. Wetgeving is slechts één onderdeel van een totaalpakket aan maatregelen. Na de pre-contractuele fase   begint de franchisesamenwerking pas écht!”


Gesponsord