25 feb 2019
|
Maatschappij
Gemeenten transformeren steden naar ‘Smart Cities’. Die digitalisering van steden brengt een aantal vraagstukken mee.
Technologische ontwikkelingen liggen voor een groot deel ten grondslag aan de moderne wereld waar we nu in leven. Onze maatschappij en steden veranderen door technologie en daarmee ook onze manieren van doen en communiceren. Nu staan we aan de basis van ‘Smart Cities’, gedigitaliseerde steden waarbij we zoveel mogelijk processen, ook de van oudsher ‘offline’ handelingen, online doen. En dit roept vragen op.
Melanie Peters, directeur van het Rathenau Instituut, buigt zich onder andere over deze digitaliseringsvraagstukken. “Verschillende gemeenten zijn aan het experimenteren met de vele mogelijkheden die moderne technologie en digitalisering bieden voor hun burgers, denk bijvoorbeeld aan de gemeente Utrecht of Amersfoort.”
Technologische ontwikkelingen zijn spannend voor burger en gemeente omdat deze ontwikkelingen de samenleving onvoorspelbaar kunnen veranderen. Die veranderingen kunnen positief zijn. Zo kan de gemeente digitalisering inzetten voor de verbetering van overheidsdiensten, de versterking van burgerparticipatie en het stimuleren van economische innovatie en kennisopbouw. Veranderingen kunnen ook negatief zijn, of beide. “Gemeenten moeten daarom vooraf doelen bepalen voordat zij gaan experimenteren met technologie. Bij gemeenten moet centraal staan dat zij waarde toevoegen voor de burger. Daarom moet de hoofdvraag bij digitalisering ook zijn hoe het inpassen van dit soort ontwikkelingen waarde toevoegt aan de gemeente en haar burgers.”
Een ander belangrijk aandachtspunt is de betrokkenheid van burgers in het digitaliseringsproces. “Samen met de burgers kunnen wensen en behoeften ten aanzien van digitalisering in kaart gebracht worden. Welke data koppel je wel en welke niet bijvoorbeeld? Het koppelen van verschillende data met elkaar zorgt voor efficiëntere processen, maar ook voor minder veiligheid. Per proces moet daarom de juiste mix gevonden worden tussen efficiëntie en veiligheid voor gemeente en burgers.”
Daarnaast moet er gewaakt worden voor hoe data geïnterpreteerd en gebruikt wordt, vertelt Peters: “Mensen beseffen inmiddels dat er veel data over hen verzameld wordt. Die data wordt gebruikt voor bijvoorbeeld een profielschets van ieder individu. Het risico is echter dat die profielen niet altijd correct toekomstig gedrag van mensen kunnen voorspellen. Maar als beleidsvoerders wel beleid voeren op basis van die profielen en mensen feitelijk in een digitaal hokje plaatsen, dan kan er sprake zijn van digitale discriminatie.”
De transitie van handelingen en processen van offline naar online en de vele data die er van mensen wordt verzameld, zorgen ook voor kritische vragen over rechten en privacy. Het Rathenau Instituut formuleerde na eigen onderzoek twee nieuwe mensenrechten die ook betrekking hebben op Smart Cities: “Een van de twee belangrijke rechten bij digitalisering is het recht op betekenisvol menselijk contact. Voor sommige mensen zijn bepaalde digitale processen niet werkbaar. Daarom moeten zij de mogelijkheid hebben tot fysiek contact.”
Daarnaast noemt Peters het ‘recht om niet gemeten, geanalyseerd of beïnvloed te worden’, dat in relatie tot privacy erg belangrijk is. “Mensen moeten het recht hebben om bepaalde data niet af te hoeven staan, en moeten daarmee wel het recht behouden om niet uitgesloten te worden van bepaalde diensten. Dit wordt wel steeds moeilijker,” zegt Peters, “omdat we steeds meer gemeten worden in openbare ruimten. De data uit openbare ruimte moet beschermd worden. We moeten daarover afspraken maken, met name over commercieel gebruik van data.”
Al met al spreekt Peters van een mooie ontwikkeling. De experimenten van gemeenten die het Rathenau Instituut heeft onderzocht zijn in volle gang. Het doel is om duidelijke publieke waarden in kaart te brengen en mee te nemen in de ontwikkelingen. “We moeten goed nadenken welke beslissingen we koppelen, wie er verantwoordelijk is en wat burgers ervan vinden. We moeten samen overeenstemming vinden over ‘publieke waarden’ om een inclusieve digitale samenleving te realiseren.”