19 dec 2022
|
Economie
|
Foto: Persfoto's & Pexels
Pensioenfondsen doen nog steeds relatief weinig impactbeleggingen, stelt de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO).
De Nederlandse pensioenfondsen kunnen met hun beleggingen de wereld aantoonbaar in positieve zin veranderen. Met een deel van het geld dat ze investeren doen ze dat nu al, maar het zou nog veel beter gaan als impact investing een vast onderdeel van het beleggingsbeleid wordt. En daar hebben de grote Nederlandse fondsen dus juist (nog steeds) flinke moeite mee, blijkt uit onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). Meer durf en leiderschap zijn nodig om grotere stappen in de goede richting te zetten, stellen de onderzoekers.
Een allesomvattende definitie van impact investing is lastig te geven, maar drie begrippen raken wel de kern van wat meestal wordt bedoeld: Intentionaliteit (actief zoeken naar investeringsmogelijkheden met positieve impact), additionaliteit (extra effect van een investering) en meetbaarheid (kunnen meten van daadwerkelijke toegevoegde waarde).
De VBDO deed het onderzoek onder de 44 grootste pensioenfondsen van Nederland. Hoewel daaruit naar voren komt dat negentien fondsen nog geen impactinvesteringen doen, geven ze wel aan hiernaar op zoek te zijn. Slagen ze daarin, dan is de impact die ze samen kunnen hebben zeer groot.
Jacqueline Duiker was dit jaar projectmanager en in 2016 betrokken bij een ander onderzoek naar impactbeleggingen, waardoor ze een goed beeld heeft van de vooruitgang die institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, in zes jaar tijd hebben geboekt. De oogst blijkt mager: “Het volume aan impactbeleggingen was bij het vorige onderzoek vrij laag en ook nu valt het tegen. Kijk je naar alle institutionele beleggingen in Nederland, dan wordt slechts 1,7 procent procent geclassificeerd als impactbelegging.”
De onderzoeken uit 2016 en 2022 brengen allebei in kaart wat voor de pensioenfondsen precies de belemmeringen zijn voor het doen van meer impactinvesteringen. Ook daarin is volgens Duiker niet veel veranderd: “Het zijn eigenlijk dezelfde obstakels die veel worden genoemd. Dat is aan de ene kant misschien begrijpelijk, maar ook wel jammer.”
Freek van Til was dit jaar projectmanager van het onderzoek. Net als Duiker concludeert hij dat pensioen-fondsen al lange tijd op dezelfde barrières zeggen te stuiten: “Allereerst vinden ze het lastig om impact goed te definiëren. Daarnaast ervaren zij het als ingewikkeld om te bepalen wat precies de concrete impact van een investering is, de meetbaarheid dus. En ook hebben we vaak gehoord dat pensioenfondsen bang zijn voor bijkomende en hogere kosten.”
Dat pensioenfondsen al jarenlang dezelfde antwoorden geven als wordt gevraagd waarom ze niet meer impactinvesteringen doen, maakt de vraag hoe dit kan worden verbeterd essentieel. Maar voor een deel zijn de antwoorden al voorhanden, vertelt Van Til. “De afgelopen jaren zijn veel tools ontwikkeld die de werkelijke impact van beleggingen meten. Aan de hand van zo’n tool zouden pensioenfondsen dus tot een strategie voor impactbeleggen kunnen komen. Daarom is het eigenlijk vrij verrassend dat ze hiermee blijven worstelen, want er zijn echt genoeg mogelijkheden.”
Volgens Van Til en Duiker is niet zomaar te zeggen dat het gebrek aan impactinvesteringen het gevolg is van kwade opzet. Het zit hem meer in bepaalde vastgeroeste mindsets, zoals zeer strak risicorendement, aldus Duiker. Dat moet veranderen om vooruitgang te boeken. “Pensioenfondsen zouden kunnen zeggen: laten we eens anders naar de zaken gaan kijken dan we hiervoor altijd deden en rendement niet alleen maar zien als geld verdienen. Dat is nu te vaak nog een doel op zich, terwijl een meer integrale benadering nodig is. En om dat bij een pensioenfonds voor elkaar te krijgen, is durf en leiderschap nodig.”