16 apr 2020
|
Economie
Journalist: Hugo Schrameyer
Op de lijst van grootste succesbedrijven in exportkringen staan tal van namen die hun positie hebben te danken aan wetenschappelijke kennis. Dat zie je in high tech-gelederen, maar ook in de landbouwsector bestaan toonaangevende bedrijven met een mondiale reputatie. Toch kan wetenschappelijke kennis zich meer laten gelden tijdens handelsmissies, meent prof. dr. Uri Rosenthal, voormalig minister van Buitenlandse Zaken.
Rosenthal is absoluut geen onbekende als het aankomt op de kruisbestuiving tussen wetenschap en international business. Niet alleen bekleedde hij de functie van minister, hij is tevens voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI), een onafhankelijke adviesraad van de regering en het parlement. Een belangrijk ijkpunt wat dat betreft is een in 2018 uitgebracht advies aan de overheid over wetenschaps-, technologie- en innovatiediplomatie. Daarin werd geconcludeerd dat Nederland tot de wereldtop behoort qua concurrentievermogen en dat dit mede te danken is aan onze innovatiekracht en wetenschap. Maar in tegenstelling tot een aantal concurrerende landen heeft Nederland geen overkoepelende internationale strategie en regie, en bovendien relatief beperkte middelen, in menskracht en in geld, om de diplomatieke inspanningen voor internationaal ondernemen stevig te bevorderen.
Wordt de wetenschap voldoende omarmd als het aankomt op internationaal zakendoen?
“Het Nederlandse bedrijfsleven profiteert van kennis die is opgeleverd door wetenschap en technologische kennis. Als je kijkt naar de lijst met grote succesnummers in exportkringen, dan staan daar internationaal vermaarde bedrijven tussen als ASML, NXP, Philips en DSM. Ook in bijvoorbeeld landbouwkringen bestaan er internationaal opererende bedrijven met mondiale reputatie. Die positie is voor een belangrijk deel tevens gevoed door de Universiteit van Wageningen, terwijl ook tal van mkb-bedrijven profiteren van wetenschappelijke kennis. Veel van die bedrijven zitten hoog ingeschaald op Technology Readiness Levels, waarbij bepaald wordt in welke mate technologie van invloed is op productieprocessen.”
Kan wetenschap ook een bijdrage leveren aan de manier waarop handel wordt gedreven?
“Als het aankomt op internationaal handeldrijven, dan ontkom je er in een aantal landen niet aan om, naast goede relaties met hun bedrijfsleven, op internationaal niveau goede contacten te hebben met overheden. Op dat vlak ligt er een belangrijke taak weggelegd voor attachés, waaronder landbouw- en innovatieattachés. Het zou bijvoorbeeld voor landbouwattachés wel heel vreemd zijn als die geen verbinding hebben met kennis van de Universiteit Wageningen. Dat geldt net zo goed voor innovatieattachés: ook die moeten zich de kwaliteit van universitaire kenniscentra eigen maken. Wat we in ons advies van 2018 centraal stelden, was dat handelsdelegaties onder leiding van de minister-president zwaar leunden op inbreng van het bedrijfsleven terwijl de universiteiten en hogescholen er een beetje bij hingen. Dat is nu gelukkig aan het veranderen. Ik durf te stellen dat deelname van Nobelprijswinnaar Ben Feringa aan een handelsmissie naar Japan minstens zoveel profijt zou opleveren als de zoveelste industrietycoon.”
Heel generiek gesproken, wat is volgens u nu van eminent belang als het aankomt op international business?
“Los van het commerciële traject bestaat er natuurlijk ook zoiets als de cultuur van het zakendoen. Grotere bedrijven hebben daar zeker kennis van, en anders kunnen kleinere bedrijven worden geholpen door brancheverenigingen. Er bestaan wat dat thema betreft legio voorbeelden van spraakmakende missers. In Japan geldt dat hoe belangrijker iemand is, hoe meer tijd je voor die persoon dient te reserveren. Veel Amerikaanse zakenlieden maakten een fout door bij aankomst in Japan meteen te melden dat ze voor 24 uur later een terugvlucht hadden geboekt. Dat is misschien een wat clichématig voorbeeld, maar je moet in ieder geval niet blindelings erop vertrouwen dat je onze zakelijke gewoonten ook in het buitenland kunt toepassen.”
Als het op internationaal zakendoen aankomt, dan gaat het bij 75 procent om handel met Europa. Misschien moeten we eens verder kijken?
“Het is niet of/of, maar en/en. Het is net zoals bij politieke verkiezingen. Als je meer stemmen wilt krijgen, moet je nieuwe kiezers krijgen maar juist ook je bestaande achterban niet vergeten. Als je inspanningen wilt verrichten om meer te doen aan handel met China, India of Latijns-Amerika, dan mag je de aandacht voor de ons omliggende landen niet laten verslappen. Wat belangrijk is om te beseffen, is dat je zelfs met een beperkt rendement in grotere regio’s een flinke klapper kunt maken.”
Bestaan er landen waarvan u zegt: merkwaardig dat we die in onze oriëntatie weinig aandacht geven?
“Ik heb altijd veel gereisd voor mijn werk, en dan kom je in landen waarvan je voorvoelt dat ze aan de vooravond staan van een enorme ontwikkeling. Dat speelt in Afrika en ook in Latijns-Amerika. Brazilië is met een aantal van 240 miljoen inwoners voor de hand liggend, maar kleinere landen als Ecuador of Chili met eveneens een groeiende koopkracht zijn ook aantrekkelijk als handelspartner. Hetzelfde geldt in landen als Ghana en Senegal, ook daar gaan de ontwikkelingen bijzonder snel.”
Wat voor gevolgen krijgt het CETA-handelsverdrag tussen Canada en de EU?
“Er is nog een aantal landen dat het handelsverdrag niet heeft geratificeerd. Ik kan niet in de hoofden van de onderhandelaars en de politici kijken, en hoewel het handelsverdrag vanuit de Europese optiek voor- en nadelen kent, zou ik het jammer vinden als er geen ratificatie zou komen. Canada kent in vele opzichten eenzelfde handelsoptiek als Nederland, dus zeker ook vanuit dat perspectief is het definitief afsluiten van een verdrag toe te juichen. Ik zeg er eerlijk bij: ik heb warme banden met Canada, dus er bestaat ook een zekere vooringenomenheid.”
Japan, is dat ook een regio die onvoldoende op waarde wordt geschat?
“We staan er in Japan buitengewoon goed op, bijvoorbeeld als het aankomt op bagger- en watertechnologie. Het zijn drie Nederlandse wateringenieurs geweest die de basis hebben gelegd voor het watermanagementsysteem in Japan. Bovendien heeft het land veel waardering voor de wijze waarop Nederland welzijn en welvaart met elkaar verbindt. Daar heeft Japan, waar werknemers lange, lange dagen maken, veel bewondering voor. Kortom, ons visitekaartje ziet er prima uit, misschien kun je stellen dat we daar meer profijt uit kunnen halen.”
Tot slot, hoewel de uitkomst nog erg ongewis is: wat betekent de coronacrisis voor deze materie?
“Als insider in de crisiswetenschap en -praktijk kan ik zeggen dat elke megacrisis ingrijpende en blijvende veranderingen teweegbrengt. Dat geldt zeker in deze crisis zonder weerga voor de bi- en multilaterale handel. En over de betekenis van wetenschap en technologie gesproken, niemand zal die rol nog onderschatten. Tegelijk is, juist in zo’n crisis, de uitdaging om ook nu elke dag weer door te gaan en vol te houden waar dat mogelijk en geboden is.”