26 jul 2019
|
Levensstijl
Journalist: Sylvana Terlage
Minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en ¬Wetenschap) presenteerde begin juni de nieuwe cultuurnota voor de komende periode (2021-2024) met onder andere de volgende drie uitgangspunten: het is tijd voor vernieuwing, verbreding én veel verantwoordelijkheid in de cultuursector. Het door de overheid gesteunde cultuuraanbod moet een goede afspiegeling zijn van de verschillende voorkeuren in de samenleving én van het culturele veld. Een mooi ideaal, maar hoe pak je dat als cultuurhuis aan?
Cultuur moet spannender
Binnen veel cultuurinstellingen is het nu nog zo dat ze zich met name focussen op hun eigen discipline: schouwburgen bieden toneelvoorstellingen, musea zetten exposities op en concertzalen programmeren muziek. Ooit een gegarandeerd succesmodel, tegenwoordig niet spannend genoeg.
Volgens Esther Gaarlandt, hoofd programmering Amerpodia, moet je als cultuurhuis vooral de deuren openzetten en experimenteren met de kansen die kruisbestuiving met andere disciplines biedt. “Makers willen niet meer in de traditionele hokjes opgedeeld worden. De manier waarop ze vandaag thematiek vormgeven vraagt om een aanpak in verschillende disciplines. Ze zijn zowel bezig met mode, als met theater en documentaire dus moet je daar een plek voor bieden. Zo hebben wij een samenwerking gehad met het dansgezelschap ISH en hebben we rondom thema’s zoals gender en identiteit een festival gebouwd met film, talks, dans en expo’s. Dat was een groot succes. Of we experimenteren met filmvertoningen. We tonen een dans klassieker met aansluitend een dans workshop geprogrammeerd in de ruimte ernaast.”
Een van de voorstellingen in het Compagnietheater
Multidisciplinair
Minister van Engelshoven van OCW ziet bovendien graag dat culturele instellingen zich in de toekomst ontwikkelen tot vernieuwende netwerkorganisaties die inzetten op multidisciplinaire samenwerking en het plaatselijke publiek zeggenschap geven rond beleid en programmering.
Ook een belangrijk punt bevestigt Gaarlandt, want niet de alom bekende stemmen maar juist de sub-culturen, nieuwe makers en publieks communities bij je programmering betrekken biedt veel extra kansen. “Wij hebben een rijk palet aan Amsterdammers in de stad en we openen onze deuren expliciet voor makers met relevante maatschappelijke thema's zoals het klimaat, de zoektocht naar identiteit en stadscultuur. We zitten trouwens ook midden op de Amsterdamse wallen, daar leven, wonen en werken al veel subculturen dus daar proberen we ons ook toe te verhouden. Ook werkt het concept ‘de sleutel uit handen geven’ aan nieuwe makers. We zeggen dan: vul maar een middag of avond in, dan kijken we wat er gebeurt. Dat doen we met professionals maar ook met publieksgroepen die als amateur bezig zijn met specifieke onderwerpen. Daarom hebben we bewust geen vaste jaarprogrammering. Traditionele programmaboekjes die een jaar van tevoren klaar liggen werken dan niet. We zijn flexibel en vaak vrij laat met aankondigen, twee tot drie maanden van tevoren. We doen alles online en dat werkt goed. Veel bezoekers keren vooral terug voor de thematiek die in verschillende vormen gepresenteerd wordt”, vertelt Gaarlandt.
Uitdagingen
Toch zijn er ook uitdagingen bij deze vernieuwende aanpak. “Het blijft experimenteren en het meest ingewikkelde is om met nieuwe publieksgroepen een vaste vorm te vinden die meteen werkt. We vinden het wel belangrijk dat het format stevig staat voor het publiek dus begeleiden we vooral in het zorgen dat een middag of avond goed staat qua opbouw. De inhoud laten we bij de publieksgroep liggen en daar laten we ons door voeden. Maar het blijft een work-in-progress, iedereen heeft daar een andere aanpak in.”
Naast de verschillende kunstvormen is het handig als het gebouw zelf ook multi-disciplinair inzetbaar is, vertelt Gaarlandt. “Wij spelen meestal met het hele pand en geven de makers ruimte om dat in te vullen zoals zij willen. Je creëert er een andere sfeer mee. Je hoeft niet alleen de black box van het theater te gebruiken maar gebruik de foyer, grote zaal en kleinere zalen. We creëren een festival sfeer waar je kan rondsnuffelen en waar iedereen zich thuis voelt. We zijn zo een plek tussen een traditioneel cultuurhuis en festival in geworden.”