28 jul 2023
|
Industrie
Duurzaamheid is voor de financiële sector geen wassen neus. Twaalf jaar geleden was Rens van Tilburg betrokken bij het initiatief tot oprichting van het Sustainable Finance Lab, een academische denktank over de verduurzaming van de sector. Toen liep dit lab voor de troepen uit, maar tegenwoordig ziet elke financiële instelling de noodzaak tot vergroening.
Dat partijen als banken, verzekeraars en pensioeninstellingen deze duurzaamheidsambitie naleven, heeft volgens Van Tilburg drie aanwijsbare oorzaken. Het Parijsakkoord, een internationaal verdrag om de opwarming van de aarde te beteugelen, dateert alweer van 2015, maar was voor de financiële sector een belangrijk ankerpunt om het onderwerp suistanability in alle ernst op te pakken. “De wereld liet zien: we willen met z’n allen duurzaamheid serieus nemen. Ook de financiële sector heeft zich daarop aangepast.”
De tweede aanwijsbare oorzaak was het Financial Services Action Plan van de Europese Commissie. Daarin worden niet alleen ambities benoemd, maar krijgt de financiële sector bindende verplichtingen opgelegd om zich meer transparant te gedragen. “Het Action Plan omvat tal van wetten, maar het belangrijkste is toch wel dat je met dat transparantiemodel meteen kunt zien welke financiële partij zich het minst of het meest duurzaam gedraagt.”
De derde oorzaak die Van Tilburg benoemt, is de verwachtingen vanuit de samenleving, zoals zichtbaar bij de instroom van jonge mensen in de financiële wereld. “Voor jongere generaties is duurzaamheid niet meer dan een logische keuze. Directies worden door hun jonge personeel verantwoordelijk gehouden voor de duurzaamheidskoers.”
Als gevolg van deze hernieuwde opvattingen zijn duidelijke wijzigingen te zien in de financiële wereld, hoewel er evenmin sprake is van een one size fits all-aanpak. Van Tilburg: “Verschillende pensioenfondsen nemen doelbewust afscheid van investeringen in fossiele bedrijven. Voor banken ligt dat toch wat genuanceerder. Wat je ziet, is dat er een rem komt op financieringen voor nieuwe olie- of gasprojecten, tegelijkertijd geldt ook dat fossiele bedrijven rekeningen hebben lopen bij bankinstellingen. Die willen geen algemene financiering weigeren. Die budgetten zijn misschien nodig voor het actualiseren van de bestaande benzinestations, hoewel die leningen ook ingezet kunnen worden voor olie- of gasprojecten.”
Wat valt hard te maken, benadrukt Van Tilburg, is dat financiële instellingen in ieder geval de ambitie hebben om een beleid te voeren in lijn met het Parijsakkoord. Zo is te zien dat banken hun klanten vragen om duurzaamheidsdoelstellingen te formuleren. Dat moeten dan wel om absolute emissiereductie doelstellingen zijn. Het gevaar is anders dat relatieve doelstellingen worden behaald, maar de uitstoot evengoed toeneemt door grotere volumes. “Er wordt tegenwoordig veel meer gevlogen dan vroeger. Dat leidt tot meer CO2-uitstoot, maar daarentegen kan er wel sprake zijn van uitstootbeperking per passagier.”
Dat de financiële sector een leidende rol speelt in dit speelveld is volgens Van Tilburg niet meer dan logisch. De financiële sector vormt toch een beetje de hersenen van de samenleving. “De sector beslist waar er geld naar toe gaat en welke projecten van de grond komen. In het besef dat klimaatverandering een zware wissel trekken op de toekomst, hebben financiële instellingen een duidelijke verantwoordelijkheid.”
Klimaatverandering leidt in financieel opzicht niet alleen tot zorgen. Er bestaan volop uitdagingen om op te pakken, besluit Van Tilburg. “In transitieperiodes zoals nu pakken de kosten vaak stukken goedkoper uit dan oorspronkelijk was verwacht. Zie de enorme prijsdalingen van zonne- en windstroom. Dat komt omdat we de neiging hebben om uit te gaan van bestaande technologieën, waarbij we geen rekening houden met nieuwe oplossingen. Innovaties op het gebied van energiebesparing en gebruik van nieuwe energiebronnen gaan razendsnel.”