26 jun 2020
|
Economie
Journalist: Marjon Kruize
Als klein jongetje zat autocoureur Giedo van der Garde vol spanning voor de televisie om helden als Jos Verstappen en Michael Schumacher over het circuit te zien scheuren. Dat hij zelf ook de sport in ging was dan ook geen verrassing.
Het begon allemaal met een kart, maar al snel had coureur Giedo van der Garde daarin de hoogst haalbare titels gehaald en stapte hij over op de autosport. Tot ook daar in 2017 een einde aan kwam. “Ik had er eigenlijk gewoon geen zin meer in, er kwamen niet zulke mooie mogelijkheden meer langs, dus ik ben een jaar gaan ondernemen.” Dat beviel hem goed, maar toch kriebelde er iets. “Toen belde Frits van Eerd, de grote baas van Jumbo. Hij ging de Le Mans Series doen en vroeg of ik toch voor hem zou willen testen. Dat beviel en we zijn een samenwerking aangegaan. Sinds 2018 rijd ik weer fantastische races voor zijn team.”
Waarom ben je eigenlijk gaan racen?
“Ik vond het eigenlijk van kinds af aan al een hele mooie sport. Al vanaf mijn vierde keek ik samen met mijn vader naar Formule 1. Toen werd het ook populairder in Nederland, met grote namen als Jos Verstappen en Michael Schumacher. Mijn vader had vroeger zelf ook geracet en vond het dus alleen maar mooi. Hij kocht daarom een kart voor me toen ik negen was. Ik vond dat ontzettend leuk en toen bleek ik er ook nog best wel goed in te zijn. Op mijn zeventiende werd ik wereldkampioen en toen had ik het hoogst haalbare met karten wel behaald. Toen ben ik de autosport maar eens gaan proberen.”
Je bent ook een tijdje gestopt, tot Frits van Eerd op je pad kwam. Hoe verloopt die samenwerking?
“Het heeft natuurlijk twee kanten. Frits is in eerste instantie een hele goede zakenman, maar zijn passie en hart liggen echt bij het racen. Hij was op zoek naar een jonge coureur met ervaring, zodoende zijn we 2018 samen begonnen. Ik kan ontzettend veel van hem leren, niet alleen qua racen, maar ook in de zakelijke wereld. We kunnen echt met elkaar sparren en daar leren we beide ontzettend veel van, waardoor we enorm gegroeid zijn.”
Hoeveel tijd spendeer je nou eigenlijk in de auto?
“Niet zo heel veel eigenlijk, er is ook een restrictie aan het aantal testen dat je mag rijden. Voor het seizoen begint zijn er vier à vijf dagen dat je mag testen en ook tijdens het seizoen mag je een aantal dagen rijden. En daarnaast heb je elke maand een race, maar verder zit je eigenlijk niet in de auto. Best een groot verschil met bijvoorbeeld een voetballer die elke dag op het veld staat.”
Hoe bereid je je dan voor op wedstrijden?
“Met de simulator, bijvoorbeeld. Daarop kan je alle circuits oefenen waar we op rijden. De meeste ken ik al, maar sommige ook nog niet en dan is het lekker dat je een paar uurtjes in de simulator kan oefenen hoe zo’n baan erbij ligt. Waar moet je remmen, waar ga je links, waar geef je juist gas? Die voorbereiding is essentieel voor de races, dan weet je zeker dat het goed gaat op de baan. Ook heb ik veel contact met het team over de planning en de set up van de auto. En daarnaast doe je natuurlijk ook gewoon je dagelijkse fitnesstraining om gedurende het hele jaar in vorm te blijven.”
De Grand Prix in Nederland is natuurlijk afgelast. Wat ging er door je heen toen je dat hoorde?
“Ja, het is natuurlijk gewoon het beste om zo’n race niet door te laten gaan in de huidige situatie. Maar het zijn wel lastige tijden. Ik zou als ex-coureur de interviews op de podia, tijdens de kwalificaties en tijdens de ceremonies gaan doen, een supermooie rol, maar helaas moet ik er nog een jaartje op wachten.”
Wat staat er nog wel op de agenda?
“In augustus starten mijn eigen races hopelijk weer, die wil ik natuurlijk zo goed mogelijk beëindigen. Ergens in juli mogen we als het goed is weer gaan testen, maar niks is 100 procent zeker, dus dat wachten we nog even af.”
“In de tussentijd ben ik ook een aantal virtuele races gaan rijden, waaronder ook de virtuele 24 uur van Le Mans. Dat was heel gaaf, maar wel enorm moeilijk. Ik kom niet uit het tijdperk van de sim racers en de jongere jongens zoals Max Verstappen natuurlijk wel. Het komt wel redelijk in de buurt van het echte werk en voor de fans is het leuk om toch wat actie te zien.”
Hoe ziet de toekomst van mobiliteit er volgens jou uit?
“Je ziet wel dat we steeds meer richting elektrisch rijden gaan. Je hebt zelfs al een elektrische raceklasse, formule E. Dat wordt wel redelijk groen en daar zie je heel veel merken ook op inspringen. Daar komen heel veel mooie dingen uit die je later terug zult zien in het reguliere mobiliteitsaanbod. Het wordt allemaal steeds groener en dat is hartstikke goed voor de wereld.”
En ga je zelf ook meer richting elektrisch?
“Heel eerlijk gezegd heeft elektrisch rijden me nooit echt getrokken. Je mist toch een beetje het geluid van de motor. Maar het is natuurlijk wel heel goed dat die tendens er nu is, want het is een stuk gezonder en veel beter voor de wereld. Laatst heb ik zelf ook in zo’n auto gereden en ik moet toegeven dat het toch wel heel vet is. Als coureur wil je natuurlijk vooral weten hoe hard zo’n auto gaat en dat viel me zeker niet tegen. Ik denk echt dat we daar steeds meer naartoe zullen gaan, alleen in de Formule 1 zal je het niet zo gauw zien.”
Naast coureur was je ook commentator bij de Formule 1 uitzending van Ziggo Sport. Is praten over de sport net zo leuk als het zelf beoefenen?
“Nee, niet net zo leuk, maar ik vind het wel heel leuk om in de studio te zitten met anderen die zelf ook geracet hebben en die ik al goed ken uit die wereld. En ook Max Verstappen en de andere jongens die nu in de sport zitten ken ik allemaal. Het is heel leuk om dan over de sport te praten met mensen die die passie delen. Je kan alle ins en outs vertalen naar hoe je het zelf hebt meegemaakt. En je blijft natuurlijk op de hoogte van de laatste ontwikkelingen, dat is gewoon heel leuk.”