1 jul 2022
|
Industrie
De recycledoelstellingen voor plastic zijn behoorlijk scherp geformuleerd. De industrie heeft weliswaar stappen gezet, maar er is extra inspanning nodig om afgesproken doelstellingen te halen. Dat benadrukt directeur Theo Stijnen van PlasticsEurope Netherlands.
In de Transitieagenda Kunststoffen staat helder dat alle kunststofproducten in 2050 circulair moeten zijn. Om de weg ernaartoe verder dicht te timmeren, bestaan er ook tussentijdse ambities. Over acht jaar, in 2030, moet 41 procent van het toegepaste plastic geproduceerd zijn op basis van recyclaat. Die ambitie staat niet ter discussie, onderstreept Stijnen, maar het behalen ervan gaat niet zonder slag of stoot.
Om helder te krijgen waar de kunststofindustrie nu staat, heeft PlasticsEurope vorig jaar een onafhankelijk onderzoek geïnitieerd dat de naam ReShaping Plastics kreeg. Zonder in details af te dalen, valt in ieder geval te concluderen dat industriepartijen meer moeten samenwerken om over hun eigen belang heen te springen. Stijnen: “De hele keten moet eraan te pas komen om recyclepercentages te verbeteren. Diverse bedrijven hebben hoge ambities en maken hier serieus werk van. In nauwe samenwerking met de overheid, kennisinstellingen en NGO’s zijn er bovendien diverse actieplannen uitgewerkt die de noodzakelijke maatregelen verder concretiseren. Toch moet je ook concluderen dat deze waardevolle rapporten nog te weinig opvolging krijgen, mede omdat de overheid hierin onvoldoende stuurt. De politiek moet niet alleen de koplopers ondersteunen, maar ook industriepartijen die achterop blijven dwingen te versnellen.”
De pijn zit ‘m niet zozeer bij plastic verpakkingen, waarbij veel aandacht is voor verduurzaming. Het probleem zit volgens Stijnen vooral bij long-life producten, zoals autobumpers of kunststoffen in elektronica, bouwproducten en auto’s. Aan het einde van hun levenscyclus, bijvoorbeeld als een auto wordt gesloopt, wordt het overgrote deel, ruim 75 procent, niet gerecycled en uiteindelijk verbrand.
Volgens Stijnen heeft dat vooral te maken met de financiële prikkel achter deze processen. Voor elke kilo aan plastic verpakkingen die merkeigenaren en retailers op de markt brengen, wordt er zeventig cent gereserveerd voor het financieren van het inzamel- en verwerkingssysteem. Aan de kant van long life-producten ontbreekt het aan een dergelijk effectief systeem. “Als een nieuwe auto op de markt komt, wordt er 35 euro gereserveerd voor het terugwinnen van materialen aan het levenseinde van de auto. Dat is op de totaalprijs van een auto natuurlijk nagenoeg niets. Dan is het niet zo gek dat eerst wordt gekeken naar de herwinning van de duurdere materialen als staal en aluminium. Daarna is het budget op en verdwijnen de goedkopere dan wel moeilijk te demonteren restmaterialen in de verbrandingsoven.”
Waar absoluut ook een kans ligt om meer kunststof uit de keten terug te krijgen, is opwaarderen van de aandacht voor chemische recycling. Dit proces vraagt weliswaar meer energie dan mechanische recycling. Daar staat tegenover dat deze oplossing het prima mogelijk maakt om gemengde en vervuilde plasticstromen te verwerken, benadrukken verschillende bronnen. PlasticsEurope Netherlands is daar één van, maar bijvoorbeeld ook Kennisinstituut Duurzaam Verpakken.
De industrie is druk bezig met de uitwerking en uitvoering van concrete initiatieven voor chemische recycling, zegt Stijnen. Probleem is echter dat het overheidsbeleid niet consistent is en er steeds nieuwe proefballonnen worden opgelaten, zoals een belasting op plastics en verboden op bepaalde toepassingen. “De industrie wil weten waar ze aan toe is om deze ingrijpende transitie succesvol te laten plaatsvinden. Een langetermijnbeleid dat een helder perspectief biedt is essentieel. Loont het bijvoorbeeld om te investeren in (chemische) recycling als er nog zoveel onzekerheden zijn en er onvoldoende aandacht is voor het inzamelen van plastics om deze te kunnen recyclen? In ieder geval zou de verbranding van recyclebaar plastic snel moeten worden verboden.”