29 nov 2021
|
Gezondheid
Journalist: Marjon Kruize
Nu de samenleving vergrijst en mensen langer thuis blijven wonen, verschuift de specialistische zorg steeds verder naar de thuisomgeving. Om hier in de toekomst beter in tegemoet te komen ligt nu ook de bekostiging van de wijkverpleging onder de loep.
In het verleden werd de hoeveelheid zorgverlening die gegeven werd bepaald door het CIZ. De zorginstelling belde hen op en legde uit welke hulp een cliënt nodig had. Moest de cliënt bijvoorbeeld geholpen worden bij het douchen, het aantrekken van de steunkousen en het toedienen van bepaalde medicatie, dan rolde daar vanuit het CIZ een aantal uren zorg dat gegeven mocht worden uit.
Sinds 2015 is daar verandering in gekomen. In plaats van een urenindicatie vanuit het CIZ mocht de wijkverpleegkundige nu zelf aangeven hoeveel uur zorg bepaalde cliënten nodig hadden. Immers, de verpleegkundige komt zelf bij de cliënten achter de voordeur en kan daardoor een betere inschatting maken. Op basis van de zorgvraag van de cliënt worden zij ingedeeld in een cliëntprofiel, een zogenaamde ZN-doelgroep. Deze zijn echter beperkt voorspellend voor de daadwerkelijke zorginzet op maandbasis, zo vermeldde de Nederlandse Zorgauthoriteit (NZa) onlangs in het Onderzoeksrapport Pilot Cliëntprofielen Wijkverpleging.
Het bedrag dat door de zorgverzekeraars toegekend wordt, is momenteel gestoeld op de doelmatigheid van de geleverde zorg binnen deze cliëntprofielen. In de wijkverpleging betekent dit dat er gekeken wordt naar de gemiddelde zorgkosten per klant, de zorgduur in weken en het gemiddeld aantal uren per week. Deze wordt gecorrigeerd naar onder andere leeftijd, geslacht, sociaaleconomische status, aandoeningen en zorgduur: kortom, het cliëntprofiel waarbinnen de cliënt zou moeten passen. Echter, volgens de zorgverzekeraars is de zorg momenteel niet doelmatig genoeg.
En dus wordt er gezocht naar nieuwe manieren om de zorg te bekostigen. Volgens het rapport van de NZa is inzicht in de zorgvraag en een uniforme classificatie van cliënten hierbij zeer belangrijk. In hun pilot bij vier grote zorgaanbieders hebben zij getracht nieuwe cliëntprofielen op te stellen die zowel voldoende voorspellend als voldoende herkenbaar zijn. De huidige cliëntprofielen zijn volgens hen niet voorspellend genoeg voor de daadwerkelijke zorginzet op maandbasis. Immers, de ene cliënt is de andere niet. Want waar mevrouw Janssen naast de wijkverpleging ook nog twee dochters heeft die mantelzorg leveren, heeft meneer Smit enkel de hulp van de wijkverpleging die bij hem langskomt. Ondanks dat ze een vergelijkbare zorgvraag hebben gaan de reëele zorgvraag dus behoorlijk verschillend zijn.
De wijkverpleegkundigen die bij dit onderzoek betrokken waren vulden voor elke cliënt een case-mix vragenlijst in waarin niet alleen de formele zorg geregistreerd is, maar ook de informele zorg. In de vragenlijst worden elf vragen gesteld met betrekking op vier domeinen: het verwachte verloop van de conditie van de cliënt (bijvoorbeeld of de conditie verbetert, stabiel blijft of verslechtert), het fysiek functioneren, het cognitief functioneren en de sociale steun die de cliënt behoeft. Uit deze vragenlijsten wordt informatie gehaald die voorspellend kan zijn voor het zorggebruik van de cliënt, nu en in de toekomst. Zo hoopt de NZa zo dicht mogelijk in de buurt te komen van het werkelijke zorggebruik van de cliënt.
Dit onderzoek heeft geleid tot een nieuwe manier van bekostigen die in 2024 van start zou moeten gaan. Echter, vanuit de zorg worden deze vragenlijsten flink bekritiseerd. In de vragenlijsten zouden namelijk de nuances die in de complexe zorg voor kunnen komen niet naar voren komen. Ondanks dat de onderzoeksfase nog niet goed en wel is afgerond, is reeds besloten dat deze nieuwe manier van bekostiging voor de zorg op deze manier doorgevoerd zal worden en dat schiet bij veel zorgaanbieders in het verkeerde keelgat.
Vanuit de zorgaanbieders wordt dan ook de vraag gesteld of er niet toegewerkt kan worden naar een efficiënter systeem waarin gebruik gemaakt wordt van meer objectieve data, zoals de informatie uit cliëntdossiers die door de wijkverpleging bijgehouden worden. Door deze te analyseren en op basis hiervan voorspellingen te doen, kan veel efficiënter gekeken worden naar de daadwerkelijke zorgvraag van verschillende cliënten.