Deel dit artikel:

27 mrt 2023

|

Gezondheid

‘Elke innovatie moet beginnen met de vraag: waarom doen we dit en wordt die patiënt daar dan ook echt beter van?’

Prof. dr. Carina Hilders (1965) is voorzitter van de raad van bestuur van het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. Sinds 2015 is ze tevens hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, European School of Health Policy & Management (ESHPM) op de leerstoel Medisch Management en Leiderschap.  Ook is ze lid van de Advies Commissie Pakketbeheer bij het Zorginsituut (ZiN) en maakt ze deel uit van de Raden van Toezicht van het Radboud UMC en Sanquin. Naast haar werk als bestuurder in de gezondheidszorg is ze praktiserend gynaecoloog.

                 Profiel interview

Haar motto is: ‘aan de basis van de
gezondheidszorg ligt een droom, iets dat groter is dan jezelf, waar jij je bijdrage aan kunt leveren’. Maar wat is dan haar droom? “Dat ieder mens een gelijke kans op een zo gezond mogelijk leven heeft en toegang tot de allerbeste medische zorg. Maar die gelijkwaardigheid van zorg en gezondheid staan onder druk.”

 


Tekst: Jerry Huinder

 

 

Carina Hilders, voorzitter van de raad van bestuur van het Reinier de Graaf ziekenhuis en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, ziet het ook: de druk op de zorg is enorm toegenomen de afgelopen jaren door verschillende redenen. Uitgestelde zorg na corona, mensen die ouder worden, krapte op de arbeidsmarkt, een complexere zorgvraag: de problemen stapelen zich op. Elke dag ziet Hilders de zorg complexer worden. Niet gemakkelijk voor iemand die staat voor gelijkwaardigheid van gezondheid en toegankelijkheid van zorg voor ieder mens. Toch heeft Hilders, die op verschillende plekken in de zorg verantwoordelijkheid probeert te nemen, als bestuurder én als gynaecoloog, er alle vertrouwen in dat we op de goede weg zitten. “Elke dag zie ik de knelpunten die we hebben in het ziekenhuis: te veel mensen die op de eerste hulp liggen, gangen die vol liggen, oudere mensen die wachten op een plek in een verpleeg- of verzorgingshuis, de enorme druk op de professionals… Wat ik probeer te doen is elke keer voor ogen te houden welke prioriteiten we hebben. Wat kunnen we stap voor stap doen om de zorg gezond te houden?” De prioriteit volgens Hilders? De medewerker. “Die staat op nummer 1. Ik wil de medewerkers dichtbij houden en goed voor ze zorgen, zodat we met elkaar de juiste dingen kunnen doen. En natuurlijk is innovatie daarbij enorm belangrijk, maar dé voorwaarde om innovaties te laten slagen is dat je ze implementeert binnen een veilige basis. Het verhaal moet kloppen. En niet alleen in mijn ziekenhuis, maar ook landelijk.”

Wat is dan dat verhaal?
“We moeten het samen doen. Willen we de gezondheid van mensen in elke levensfase bevorderen en ziektes voorkomen dan kun je dat niet alleen. Als ziekenhuis werken we daarom steeds nauwer samen met partijen in de regio. Van eerstelijns verloskundigen, GGZ, JGZ, gemeenten tot zorgverzekeraars. Je moet er met elkaar voor zorgen dat je elkaars inzichten en talenten benut om uiteindelijk het beste bij te kunnen dragen aan de gezondheid van de mensen in je regio.”

 


Wat is op dit moment het grootste probleem bij het verwezenlijken van uw droom?
“Ik denk dat de toegankelijkheid tot de zorg het meest onder druk staat. We weten nu inmiddels dat er verschil in levens­verwachting is van tien jaar tussen mensen met een hoge en lage sociaal-economische status. Ik vind dat persoonlijk onaanvaardbaar, maar ik denk ook dat we dat landelijk onaanvaardbaar vinden. Aan de basis van onze Nederlandse gezondheidszorg staat solidariteit en dat betekent dat het niet uit moet maken in welk postcodegebied je geboren bent. Om dit voor elkaar te krijgen moeten we mensen kunnen meenemen in gezond leven en gezond gedrag en daar is meer voor nodig dan een beleid of een zak geld. Daarvoor is het nodig dat we verbinding maken met die mensen die het aangaat en dat we met oprechte aandacht kijken naar wat zij nodig hebben.”

 


Levensloopgeneeskunde noemt u dat toch?
“Precies. We weten bijvoorbeeld inmiddels dat als een kind met een te laag geboorte- gewicht geboren wordt door een ongezonde zwangerschap dat diegene op latere leeftijd een verhoogd risico heeft op hart- en vaatziekten of diabetes. Daar kan je dan veel gerichter op inzetten. Je moet combinaties maken, je moet kijken naar iemands zorgprofiel en hoe dat gezondheidsproces zich in iemands leven ontwikkelt. En daar dan preventieve maatregelen op nemen. We moeten als ziekenhuis daarvoor heel nauw samenwerken met de verschillende partners in de regio. Als voorbeeld: we hebben nu een maatschappelijk werker van de gemeente, die ook in dienst is van het ziekenhuis. Waarom? Als een kwetsbare oudere weer naar huis gaat, dan weten we niet wat die situatie daar is. Gaat iemand terug naar een vochtig huis dat heel vies is? Of liggen daar dingen waar die oudere over kan struikelen? Zo’n maatschappelijk werker kent de juiste loketten bij de gemeente en kan ervoor zorgen dat diegene de juiste ondersteuning krijgt bij thuiskomst, zodat zorg in het ziekenhuis minder snel weer nodig is. Dat is wat ik bedoel met: we kunnen het niet alleen én we moeten kijken wat nodig op welk moment in iemands leven.”

 


In hoeverre kunnen zorginnovaties hierbij helpen?
“Heel erg. Het is supergoed om in je zorg­organisatie constant te proberen om te innoveren en te denken in kansen. Maar: het is bij die innovaties wel heel belangrijk dat je de verbinding maakt tussen de patiënt, de zorgverlener en de techniek. Elke innovatie moet beginnen met de vraag: waarom doen we dit en wordt die patiënt daar dan ook echt beter van? Helpt die innovatie ons om de mensen langer gezond te houden of in de thuissituatie echt een betere ondersteuning te geven? Ik geloof niet zo in grote innovaties die alle problemen in één keer oplossen. Vaak denken mensen aan robots voor operaties en andere radicale innovaties, maar het gaat ook heel erg over die incrementele innovaties waarbij je kijkt naar: hoe kunnen we het proces optimaliseren? Die kleine stapjes zorgen ervoor dat het zorgpad elke keer weer beter wordt, dat het zorgpad goed aansluit bij wat de patiënt op welk moment voor zorg moet krijgen.”

 


In hoeverre speelt data daarbij een rol?
“Data zijn essentieel. Ten eerste op patiënt­niveau in de levensloopgeneeskunde. De informatie die je kan verzamelen over het leven van een patiënt heeft een enorme voorspellende waarde voor de zorgvraag van deze patiënt in de toekomst. Maar daar hebben we wel Den Haag voor nodig, want we moeten die data kunnen delen tussen zorgaanbieders om dit mogelijk te maken. Er ligt nu een wet klaar om dit makkelijker te maken, laten we hopen dat die wet door de Tweede Kamer komt. Maar naast data op persoonlijk niveau, zou elk ziekenhuis data moeten verzamelen over de zorgvraag van de regio. Welke mensen wonen er en wat gaat dus het speerpunt zijn voor de toekomst? Dat is een vraag die je als ziekenhuis moet
kunnen beantwoorden. In onze regio zijn dat bijvoorbeeld onder meer kwetsbare ouderen. Daar moeten we dus een
specialisme in opbouwen om klaar te zijn voor de toekomst.”

 


Tot slot: u begon u verhaal met de stelling dat uw prioriteit de medewerker is, want die maakt de zorg.
Is innovatie noodzakelijk om die medewerker te ondersteunen en de zorg werkbaar te houden?
“Zeker. We moeten de druk op de zorg verminderen en innovatie is daarvoor de katalysator. Er wordt weleens gezegd dat het ziekenhuis in de toekomst niet meer nodig is, omdat dan alles digitaal is, maar daar geloof ik niet in. Dat gezegd hebbende: als we de krapte op de arbeidsmarkt kunnen ondersteunen met robotisering, artificial intelligence of andere slimme dingen en er tegelijkertijd voor kunnen zorgen dat de zorg daardoor menselijk én betaalbaar blijft dan moeten we die kans natuurlijk met beide handen aangrijpen. Maar ook in de poli van de toekomst, waarin je door digitalisering veel zou kunnen uniformeren als zorgprofessional, moet we ons blijven beseffen dat elke patiënt en elke medewerker uniek blijft.”

 

 

Gesponsord