Deel dit artikel:

24 mrt 2021

|

Gezondheid

‘Iedereen schiet in de versnelling tijdens zo’n crisis’

Journalist: Jerry Huinder

Of de coronapandemie een zege voor Marlies Schijven en haar vakgebied? “Nou, blessing in disguise misschien. Ik merk wel dat ik nu veel word gevraagd om over digitaal gerelateerde zorgzaken mee te denken.” En dat is niet zo gek.  

In een tijd waar ook in de gezondheidszorg de mobiele en online oplossingen booming zijn, is advies vragen aan een hoogleraar Mobile Healthcare wellicht een goed idee. Zeker omdat Marlies Schijven ook nog eens Chief Medical Information Officer bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is. Bedrijven vinden sinds het begin van de pandemie dan ook meer en meer hun weg naar de hoogleraar. Zo kwam er onlangs een bedrijf naar haar toe met een apparaat dat betrouwbaar afstand kan meten. Een soort heel kleine tracker die je gewoon kan omhangen aan een koortje en die 360 graden rondom signaleert of een andere tracker niet binnen anderhalve meter komt. Briljant, volgens Schijven. “De verpleging griste dat ding echt uit mijn hand. Mensen zijn heel nieuwsgierig naar oplossingen. Dat zijn wel de voordelen van de pandemie. Iedereen schiet in de versnelling tijdens zo’n crisis.”


Zo ook opa’s en oma’s van boven de 80. Die zijn plots zelfs massaal aan het Zoomen, Teamsen of Google meeten geslagen. Het fysieke consult is nu dan echt verleden tijd. 

“Uitdagende stelling, maar ik denk wel dat de nuance hierin een beetje mist, want om nou te zeggen dat het fysieke consult verleden tijd is… Een drain eruit halen of mondzorg gaat toch lastig online. Voorheen was het bij een heleboel afspraken gebruikelijk dat je naar het ziekenhuis kwam, daar werd eigenlijk niet over nagedacht. Dat is nu wel anders. Voor een heleboel consulten hoeft je namelijk echt niet naar de poli te komen.”


Waarom deden we dat voorheen dan altijd wel? 

“Omdat we dat altijd al zo deden en daar dus niet meer over nadachten. De dokter zei dat de patiënt moest komen, en die patiënt kwam dan. Laten we eerlijk zijn: we zijn geen dokters geworden om naar een beeldscherm te turen, veel dokters vinden het gewoon prettig en plezierig om dokter te zijn in de spreekkamer. Om mensen te zien.”


Maar fysieke consulten ‘voor de leuk’ zijn dan wel verleden tijd?

“Nou, leuk is niet het goede woord. Veel dokters weten nog niet goed of de interactie via een scherm wel dezelfde kwaliteit heeft als interactie in de spreekkamer. In dit coronajaar zijn we in gaan zien dat er een combinatie van fysieke en online consulten de juiste mix is. We moeten scherp kijken wanneer nou wat past. Veel afspraken op de polikliniek kunnen prima via een videoconsult.” 


Waarom wordt er nog maar zo weinig écht gebruik gemaakt van technologie in de gezondheidszorg?

“Omdat er best nog wel wat moeilijkheden bij komen kijken. Kijk, een smartwatch kan prima je hartslag monitoren en een slimme pleister ook. Sterker nog, waarschijnlijk beter dan dat de dokter dat kan, want op het moment dat patiënten zo’n witte jas zien, gaat de hartslag vaak meteen omhoog. Maar hoe komt die informatie van zo’n slimme oplossing dan de spreekkamer van de dokter binnen? Die werkt immers via het automatisch patiëntendossier, waar alle informatie van de patiënt staat. Dus dan zal je een betrouwbare relatie moeten leggen tussen dat slimme horloge en het dossier.”


Dat lijkt me niet zo moeilijk toch? 

“Technisch is dat allemaal wel mogelijk inderdaad, daar ligt de bottleneck niet. Maar wat als je om drie uur ’s nachts een hartaanval krijgt? Dan komt die data binnen in het dossier, maar wie ziet dat dan op dat moment? En wordt daar dan wel actie op ondernomen? En zo niet, wie is daar dan verantwoordelijk voor? Al dat soort vragen, veelal van juridische en medisch-ethische aard, moeten we nu met zijn allen in sneltreinvaart zien te beantwoorden; want de technologie loopt hierin op ons voor en dat kan toch eigenlijk niet. We moeten daar dus razendsnel afspraken over maken. Goede afspraken.”


Maar als die afspraken gemaakt zijn, kunnen we wel grootschalig gebruik maken van de technologie?

“Nee, er zijn nog wel meer hindernissen. Zo is het aanleveren van ruwe data één, de juiste interpretatie ervan is iets anders. Dat zijn zulke grote hoeveelheden, dat moet je met computers gaan doen. En dan heb je het al snel over artificial intelligence (AI) en de algoritmes die daarvoor moeten worden ingeleerd. Ook daar zijn nog veel vragen. Doen ze dat vrij van vooroordelen? Zo’n algoritme leert wat je het leert. Vangt het daarmee alles? Wat spreek je af over de foutmarge?”


Daarnaast gaat het om het menselijk lichaam. AI inzetten bij een standaard productieproces is wat makkelijker dan bij een lichaam dat uniek is.

“Dat ligt eraan waar je het inzet. Ik denk dat AI bij patroonherkenning enorm kan ondersteunen, dat kan de computer veel beter dan wij dat als mensen kunnen. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan radiologiebeelden. Maar herkenning is één, interpretatie in de context iets anders. Eigenlijk zou het zo moeten zijn dat AI allerlei data opeet en er dan een begrijpelijke waarde aan geeft waarbij de dokter de niet in patronen te vangen omstandigheden meeweegt.”


Wie gaat al die technologie met AI-toepassingen ontwikkelen? De medische sector of de Googles en Apples van deze wereld?

“Ik weet niet of je van de dokter mag verlangen dat die een ICT-er wordt, maar je moet wel in staat zijn om het te kunnen duiden en om te weten wanneer je een medische informatiekundige of een techneut in moet vliegen. Invliegen inderdaad, want hoeveel ICT-ers hebben wij in het ziekenhuis? Dat is niet zoveel nee. Logisch, ik kan me best wel voorstellen dat het voor een ICT-er veel hipper is om naar een Google of Apple te gaan dan met altijd te weinig collega’s in de kelder van een of ander ziekenhuis te zitten.”


Dus komen de Google en de Apples naar jullie toe.

“Ja, maar die komen vaak wel met een product dat klaar is, en dat is dan ook wel weer lastig, Ik zou veel liever zien dat ze in een vroeger stadium naar ons toekomen, zodat we er samen over kunnen nadenken. Waar past het? Want wat je nu ziet gebeuren is dat technologie op de deur klopt, en dat het ziekenhuis het niet aankan. Je kan een mooi product hebben, maar als het niet kan landen in het ziekenhuis, als het niet past bij de infrastructuur, als er geen goede afspraken zijn over eenheid van taal, dan kom je er niet. Of het nou producten zijn of appjes, begin dus met samen na te denken: welke vragen gaan we hier oplossen? Voor wie is het bedoeld? Hoe doen we dat? Om te voorkomen dat allerlei partijen, dokters, de techbedrijven en uiteindelijk de patiënten, teleurgesteld worden.”


Dus eigenlijk zeg je: kom samenwerken en dan ontwikkelen we die producten samen? 

“Precies. Nu komen we af en toe wel eens een keertje bij elkaar, woon je als dokter eens een lezing bij, maar er is geen structureel verband, zoals er bijvoorbeeld wel structureel overleg is tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars, tussen allerlei ziekenhuizen onderling. Dit soort dwarsverbanden maken met de bedrijven is iets dat ik graag zou zien. Iets dat de medische technologie verder zou helpen.”

Gesponsord