7 feb 2019
|
Maatschappij
Journalist: Tseard Zoethout
Onze waterkwaliteit kan verbeteren, zowel aan de voorkant (grond- en oppervlaktewater) als aan de achterkant (afvalwater).
“Met de drinkwaterkwaliteit in ons land is het uitstekend gesteld’, zegt Hans de Groene, directeur van VEWIN (de vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland). “Volgens de inspectie voldoen we aan alle wettelijke normen.”
Dat betekent echter niet dat de drinkwaterbedrijven geen zorgen hebben. “Oude en nieuwe verontreinigingen vormen bedreigingen”, vervolgt hij. “Bij 34 grondwaterbeschermingsgebieden in het oosten en zuiden van het land wordt de nitraatnorm overschreden of bijna overschreden. Sinds eind 2017 staan Vewin, LTO, de betrokken provincies en de ministeries van LNV en IenW een projectmatige aanpak op basis van vrijwilligheid voor. Mocht dat in die gebieden te weinig opleveren, dan zal minister Schouten (LNV) nog tijdens het 6de Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018 – 2021) met maatregelen komen.”
Opkomende stoffen als medicijnresten zijn – naast soms onbekende stoffen uit de chemie – een nieuwe bedreiging. Elk jaar komt er ruim 140.000 kilo aan medicijnresten via het riool en de zuivering in het oppervlaktewater terecht. Voor de mens (nog) geen probleem, voor ecosystemen wel (hoewel veel nog onbekend is). Bovendien is het een venijnig vraagstuk: grillig, veelvoudig en onoverzichtelijk. “De farmacie staat aan het begin, dan volgen de huisartsen, apothekers en ziekenhuizen en anderen, en aan het eind de drinkwaterbedrijven”, licht De Groene toe. “Daarom heeft het Rijk ook de ‘Ketenaanpak medicijnresten’ opgesteld waarin deze schakels actie ondernemen om die resten in het oppervlakte- en grondwater te verminderen. Naast bronaanpak is extra zuivering bij RWZI’s (rioolwaterzuiveringsinstallaties) belangrijk. Die kijken waar dat, mede door gebruik van technologieën als actief kool of ozon, het beste gezuiverd kan worden.”
Een RWZI wordt bestuurd door een van de 21 waterschappen. Naast haar dagelijkse baan bij Hoogheemraadschap Delfland is Ingrid ter Woorst bestuurslid bij de Unie van Waterschappen (UvW). Ze heeft waterkwaliteit, grondstoffen en circulariteit in haar portefeuille. Als boerendochter weet ze dat voorkomen beter is dan genezen. “Mest dat niet op het gewas terecht komt’, zegt ze, “spoelt uit naar de sloot en het grondwater. Als je drijfmest op het erf vasthoudt, voorkom je uitspoeling. Boeren in Delfland zijn daar nu mee bezig. Goede waterkwaliteit is een gemeenschappelijk belang.”
De waterschappen besteden steeds meer aandacht aan het sluiten van kringlopen. Met de energie- en grondstoffenfabrieken (EFGF) die tien jaar geleden nog als experiment bij de RWZI’s werden opgezet, is het hard gegaan. “Uit afvalwater kunnen we nu grondstoffen als fosfaat, cellulose en alginaat winnen. Fosfaat raakt als verbetering van organische stof straks uitgeput, cellulose kan de papierindustrie gebruiken en alginaat is een biopolymeer dat zowel water vasthoudt als afstoot en talloze toepassingen heeft. Ook kunnen we afvalwater als aanvulling op zoet water zuiveren.”
Dat succes heeft echter een keerzijde: de wet- en regelgeving en de fiscus werken dergelijke EFGFs tegen. “Afvalstoffen uit de landbouw worden niet als grondstof gezien”, verklaart Ter Woorst. “Vorig jaar is daarom de taskforce ‘herijking grondstoffen’ onder leiding van Winnie Sorgdrager gestart om de knelpunten in kaart te brengen. Op basis van het grondstoffenakkoord worden vijf transitieagenda’s uitgewerkt. Voor de huidige problemen zullen we meer op de lange termijn moeten denken.”
Intussen hebben zowel UvW als VEWIN de maatschappelijke taak om een antwoord op zowel klimaatverandering als energietransitie te geven. De taskforce herijking afvalstoffen, de versnellingstafel opkomende stoffen en het Deltaprogramma 2019 bieden daarvoor handvaten. “Maar willen we aan akkoord van Parijs voldoen, dan is een regionale klimaatstrategie vereist”, besluit Ter Woorst.