28 jun 2019
|
Gezondheid
Journalist: Eoin Hennekam
Behandelingen van AML en CML zijn door de jaren heen flink ontwikkeld.
Acute myeloïde leukemie (AML) en chronische myeloïde leukemie (CML) hebben overeenkomsten, maar ook grote verschillen. Gert Ossenkoppele spendeerde zijn volledige loopbaan aan de (behandel)ontwikkelingen van deze twee kankers, met name AML. Hij deed dit aan het VUmc, nu bekend als het Amsterdams UMC, als hematoloog, hoogleraar en onderzoeker. Ook nu hij onlangs de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, blijft Ossenkoppele verbonden aan wat niet alleen zijn werk was, maar ook zijn fascinatie: “Ik ben deels gepensioneerd, maar blijf me bezighouden met de begeleiding van onderzoekers. Daarnaast maak ik nog onderdeel uit van diverse nationale en internationale organisaties betrokken bij onderzoek en educatie van hematologische ziektes.” Ossenkoppele stond en staat daarom vooraan in de rij bij ontwikkelingen van de twee kankers.
Maar hoe verschillen AML en CML van elkaar? “AML is een heel agressief ziektebeeld. Er is sprake van een ontsporing in de stamcellen in het beenmerg door een groot scala aan meestal verworven genetische afwijkingen. Deze leukemische stamcellen delen ongebreideld, maar rijpen niet uit en kunnen daarom hun normale functie in het lichaam, zoals het bestrijden van infecties, niet uitoefenen. Door ophoping van deze leukemiecellen in het beenmerg ontbreekt er ruimte voor andere cellen, waardoor bloedarmoede en stollingsstoornissen ontstaan.” Onbehandeld leidt AML in een kort tijdsbestek (een paar maanden) tot het overlijden van de patiënt.
CML ontstaat ook in het beenmerg, maar wordt, in tegenstelling tot AML, vaak bij toeval ontdekt en veroorzaakt door één chromosomale afwijking, waardoor een eiwit wordt geproduceerd (bcr-abl) dat de celdeling van witte cellen stimuleert. Deze rijpen aanvankelijk wel uit en functioneren normaal. Patiënten ervaren daarom vaak geen of minimale symptomen in het begin van hun ziekte. “Het gevolg is dat er een overschot aan witte cellen ontstaat en dat uiteindelijk bijvoorbeeld het bloed stroperiger kan worden en er een miltvergroting kan optreden. Uiteindelijk verliezen cellen door additionele DNA-afwijkingen wel hun functie en wordt CML na jaren vergelijkbaar met AML.” Het grote verschil met AML is dat CML door één eiwit veroorzaakt wordt, dat gecreëerd wordt door een translocatie van twee chromosomen. Bij AML is een groot aantal chromosomale en DNA-afwijkingen bekend, hetgeen betekent dat AML een zeer heterogeen ziektebeeld is.
“Tot 1999 was er geen goede behandeling voor CML en kon met name bij jongeren alleen een beenmergtransplantatie genezing bewerkstelligen. In 1999 is er een baanbrekend medicijn (imatinib) geïntroduceerd dat het verantwoordelijke eiwit kan blokkeren. Dit medicijn is oraal in te nemen en heeft relatief weinig bijwerkingen. Momenteel zijn er meerdere medicijnen goedgekeurd voor de behandeling van CML. Het merendeel van patiënten heeft nu dezelfde levensverwachting heeft als de normale populatie. De ziekte wordt onder controle gehouden en bij een deel van de patiënten kan het medicijn zelfs succesvol gestopt worden. De eerste lange termijnresultaten hiervan zijn hoopvol!”
De behandeling van AML is door de jaren heen weinig veranderd en bestaat uit intensieve chemotherapeutische behandeling, al dan niet gevolgd door een stamceltransplantatie. Meer kennis van de aandoening heeft geleid tot een betere overleving bij patiënten tot 65 jaar. Die prognose was dertig jaar geleden slechts vijf tot tien procent, maar inmiddels zo’n vijftig procent. De toenemende kennis over AML biedt uitzicht op nieuwe behandelingen van de aandoening. Door bijvoorbeeld next-generation sequenicing kan er onderzocht worden waar in het DNA er een fout optreedt, waartegen dan gerichte medicatie ontwikkeld kan worden. “In Nederland lopen we voorop met onderzoek naar AML. De onderzoeken richten zich op hoe we nieuwe middelen kunnen inzetten bij de behandeling met chemotherapie. De afgelopen twee jaar zijn er zeven nieuwe middelen goedgekeurd door de Federal Drug Association (FDA) in de VS. Maar ook talrijke nieuwe middelen die nu onderzocht worden zijn veelbelovend.”