23 feb 2021
|
Gezondheid
Journalist: Marjon Kruize
Wanneer we denken aan revalidatie denken we vaak aan praktische zaken bij mensen met ingewikkelde problemen na bijvoorbeeld een hersenbloeding, dwarslaesie of spierziekte. Opnieuw leren lopen of praten na een ongeluk of operatie bijvoorbeeld. Innovaties helpen daarbij.
Revalidatie gaat niet alleen om het lichamelijke herstel, maar vooral over het weer meedoen in de maatschappij. “We kijken samen met patiënten hoe we hen zo ver mogelijk kunnen brengen zodat ze thuis en in de maatschappij zelfstandig en vooral naar eigen wens kunnen functioneren”, vertelt Martijn Klem, directeur van Revalidatie Nederland. “Kun je zelfstandig eten, boodschappen doen of bijvoorbeeld mensen bezoeken? Revalidatie is echt gericht op participatie. Om onze patiënten steeds beter te ondersteunen, zetten we vol in op innovaties in de organisatie en de behandelingen.”
Door de toenemende vergrijzing en de verregaande digitalisering veranderen de maatschappij en de zorg. “Steeds vaker moeten mensen het met elkaar in hun eigen omgeving oplossen, zodat niet alle vragen in de zorg terechtkomen”, stelt Annette van Kuijk, revalidatiearts en voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Revalidatieartsen. “De hulpvraag groeit, terwijl de handen en het geld niet meegroeien. Als je de zorg in de toekomst toegankelijk wilt houden voor iedereen die dat echt nodig heeft, dan zal je niet alleen moeten samenwerken met bijvoorbeeld andere revalidatie-instellingen, ziekenhuizen, huisartsen en fysiotherapeuten, maar ook met gemeenten, en de patiënten zelf. Zo kunnen we ervoor zorgen dat mensen in hun eigen omgeving tot hun recht kunnen komen.”
Revalidatie stopt namelijk niet bij de behandeling, vult Klem aan. “Je hebt er niets aan als je na een mooie behandeling in het revalidatiecentrum aankomt op een werkplek waar niets voor je geregeld is. De manier waarop revalidatie vormgegeven wordt, sluit aan bij een algehele tendens die we nu in de zorg zien, namelijk dat patiënten meer zijn dan alleen een diagnose. Er moet niet alleen gekeken worden naar de zorg, maar ook naar preventie en wat er gebeurt nadat de zorg verleend is.” Van Kuijk sluit zich daar bij aan. “Revalidatieartsen hanteren een holistische aanpak en kijken naar de mens en niet alleen naar de aandoening. We werken met een interdisciplinair revalidatieteam met bijvoorbeeld een fysiotherapeut, ergotherapeut, maatschappelijk werker, psycholoog en logopedist. We kijken samen met de patiënt naar wat deze wil en hoe we dat samen kunnen realiseren.”
Een revalidatiearts heeft daarom niet alleen kennis van het lichaam, maar wordt ook opgeleid om het zorgtraject te organiseren en te ondersteunen. “Het revalidatieteam kan anderen in stelling brengen en het overzicht houden”, vertelt Klem. “Neem bijvoorbeeld het stellen van doelen in de kinderrevalidatie. Dat klinkt heel simpel, maar dat is echt maatwerk van ouders en arts. Wil je bij een jong kind alles op alles zetten om te leren lopen, of wil je eerst met zijn handmotoriek aan de slag? En als het kind dan stappen kan zetten, wil het dan ook sporten? En welke sport dan? En waar en met welke aanpassingen? Dat zijn allemaal vragen die het kind en de ouders samen met de revalidatiearts bespreken.”
Vervolgens wordt er een plan opgesteld om dat te realiseren. “We willen het liefste dat kinderen gewoon meegenomen worden in het clubje in de buurt”, vertelt Van Kuijk. “Want dat is het beste voor hun ontwikkeling. Dat betekent dat wij als revalidatieteam met trainers om de tafel moeten om te kijken wat de mogelijkheden zijn. Is er bijvoorbeeld een mogelijkheid voor RaceRunning (rennen of lopen met een driewielig loopframe zonder pedalen en met borststeun en stuur, red.) bij de atletiekvereniging? En wat hebben trainers nodig om dit te doen? Wij halen kinderen niet naar ons toe, maar brengen de nodige kennis over naar de trainers zodat zij weten hoe ze met de kinderen om moeten gaan. Naast betrokkenheid bij patiënten zelf zorgen we dus ook voor een omgeving waarin ze kunnen meedoen.”
Momenteel worden er vele innovaties gerealiseerd om dit waar te maken, stellen Van Kuijk en Klem. “Dat kan gaan om ingewikkelde loophulpmiddelen waardoor een patiënt met een dwarslaesie weer kan lopen en weer naar buiten kan gaan, maar ook over kleinere dingen die voor de patiënt van grote waarde zijn. Denk aan een website voor jongeren die een deel van één arm of hand missen sinds hun geboorte of door een ziekte of ongeluk. Zij vinden op een online platform lotgenoten waarmee ze ervaringen kunnen uitwisselen. Dat is enorm waardevol”, vertelt Van Kuijk. “Innovaties gaan dus over techniek en behandelinhoud, maar ook over hoe we de zorg organiseren en hoe we dat in netwerken kunnen vormgeven.”
Het doel van alle innovaties is meedoen en zelfstandigheid, zodat patiënten zich in hun eigen omgeving weer kunnen redden. Dat maakt de zorg ook efficiënter. “Denk bijvoorbeeld aan beeldbellen met de arts en zelfmonitoring via apps”, vertelt Klem. “Patiënten hoeven hierdoor niet onnodig naar de arts toe wanneer het eigenlijk goed met ze gaat. En ze kunnen meteen aan de bel trekken als dat niet het geval is. Uiteindelijk leer je thuis het meest, dus hoe eerder patiënten veilig naar huis kunnen, hoe beter.” En het geeft ook nieuwe inzichten, vertelt Van Kuijk. “Met beeldbellen krijg je als arts een inkijkje in de eigen omgeving van de patiënt. Soms zie je dan dingen, bijvoorbeeld in de opstelling van de woonkamer, waardoor duidelijk wordt waarom het thuis minder vlot gaat dan verwacht. Dat soort kleine dingen kunnen enorm waardevol zijn voor een passende behandeling. Innovaties zijn dus niet alleen nuttig voor de patiënt, maar ook voor de arts en daardoor maken ze de zorg beter en efficiënter.”