9 feb 2018
|
Maatschappij
Architect Thomas Rau streeft naar een nieuwe kijk op bouwen – en vooral naar op een nieuwe manier kijken naar wat er na het gebruik met het pand moet worden gedaan. Dat stelt nieuwe eisen aan elke stap, van ontwerp tot bouw en uiteindelijk de sloop. “De producent blijft verantwoordelijk voor zijn product. Je koopt dus geen product meer, maar mag het product gebruiken.”
Thomas Rau (57) maakte al jong kennis met de vergankelijkheid van het leven. Een barbecue, een steekvlam, en de nog maar 10-jarige Thomas lag een jaar in het ziekenhuis met ernstige brandwonden. “Toen werd ik geconfronteerd met de tijdelijkheid van het zijn. Dat was zo existentieel, dat ik sindsdien altijd heb geprobeerd dingen langs deze as te doen.”
Het werd de geboren Duitser duidelijk dat alles tijdelijk is: van de op de aarde beschikbare middelen tot het gebruik van producten. Rau: “De aarde is een gesloten systeem, alles daarin is een limited edition. Ook alles wat we daarin organiseren is van tijdelijke aard.”
In uw boek Material Matters laat u zien dat producenten bijna het tegenovergestelde nastreven.
“Inderdaad. Producten zijn designed to fail, designed to be outdated of designed to be outfashioned. Ze worden gemaakt om zo snel mogelijk onbruikbaar, nutteloos dan wel uit de mode te zijn. Producten die eerst een oplossing boden, zijn door technische manipulaties een georganiseerd probleem geworden.”
Hoe kan dit ontstaan?
“In de huidige maatschappij liggen macht en verantwoordelijkheid niet bij dezelfde partij. Laten we eens kijken naar Airbnb, het grootste hotelbedrijf ter wereld. Jij en ik weten dat ze vanochtend niet één laken hebben verschoond. Ze hebben de maximale macht, zonder verantwoordelijkheid. Die ligt bij de bewoners, buurtbewoners en de stad.”
Toch wordt er volop gesproken over een duurzame samenleving. Is dat geen oplossing?
“Duurzaamheid verkwanselt de mentale gesteldheid die nodig is voor een echte verandering. Het optimaliseert het systeem zoals het nu is. We hebben geen climate change nodig, maar mind change. Daarmee bedoel ik dat macht en verantwoordelijkheid bij elkaar gebracht moeten worden. De producent blijft verantwoordelijk voor zijn product. Je koopt dus geen product meer, maar mag het product gebruiken.”
Simpel gezegd, ik kan een product als ik het niet meer nodig heb aan de producent teruggeven?
“Ja. In plaats van dat we na de looptijd afscheid nemen van het product, wordt het bij terugkomst bij de producent ineens opnieuw waardevol. Daarmee bereiken we dat producenten uit eigen interesse dingen anders gaan doen. En als we uit eigen interesse dingen anders gaan doen, volgt er een fundamentele verandering.”
Heeft u dit zelf al in de praktijk gebracht?
“Ik ben daar zeven jaar geleden mee begonnen. Voor de inrichting van ons kantoor heb ik Philips gezegd dat ik hun georganiseerde probleem niet meer nodig heb. Ik wil licht, geen lampen. Na de eerste schok bij Philips hebben we een servicecontract afgesloten waarin zij verantwoordelijk zijn voor alles wat nodig is, lampen én elektriciteit. Deze move heeft de energierekening in een keer met 44 procent omlaag gebracht.”
Hoe past u dit principe als architect toe?
“Het eerste gebouw waarbij we zo gedacht hebben, was het gemeentehuis in Brummen. De gemeente wilde een tijdelijke huisvesting voor 15 jaar. We hebben voor hen in feite een materialendepot ontworpen, dat nu als gemeentehuis dienstdoet. Met andere woorden, als je het gebouw als een service organiseert, doe je dit zodanig dat het een depot wordt voor materialen.”
“Dat betekent dat je anders ontwerpt, andere materialen gebruikt zodat deze meer waarde hebben in de toekomst. Zo zijn er enkel droge verbindingen, bijvoorbeeld met bouten, gebruikt. Ook vroeg een van de houtbewerkers me of de houten balken 3 centimeter hoger mochten zijn. Dan hadden ze voor hem na 15 jaar 20 procent meer waarde.”
Wat gebeurt er na die 15 jaar?
“We gaan het gebouw na 15 jaar niet demonteren, maar remonteren. Alles kunnen we zonder waardeverlies uit het gemeentehuis, het depot, halen. Daarbij maken we gebruik van een materialenpaspoort. We documenteren het gebouw op materiaalbasis. We maken daardoor niet alleen een depot, we weten ook exact waar het materiaal zich bevindt.
Dan ook kun je de materiaalwaarde opnemen. De materiaalwaarde blijft zo 16 tot 19 procent van de nieuwbouwwaarde en schrijf je dus niet meer af tot 0. We moeten niet afschrijven op zaken die gelimiteerd zijn, enkel op zaken die niet-gelimiteerd zijn.”
Is dit principe ook toe te passen bij bestaande bouw?
“Zeker. Netwerkbedrijf Liander wilde nieuwbouw op zijn vestiging in Duiven. We hebben dat gebouw geïnventariseerd als ware het een mijn. We hebben 80 procent van de materialen in kaart gebracht. Deze zijn waardevol gebleven en geïmplementeerd in het nieuwe project.”
Waarom is het zo belangrijk een paspoort, een identiteit te geven?
“Afval is materiaal dat in de anonimiteit is gekomen. Daarom moeten we zorgen dat materiaal een blijvende identiteit behoudt. Alles wat je afschrijft is waardeloos, alles wat je opschrijft is waardevol.”
Kunnen consumenten of bedrijven zelf stappen in deze richting nemen?
“We zijn daarvoor eind september het Madaster gestart, een online platform waarin particulieren, bedrijven en overheden een digitaal materialenpaspoort van gebouwen kunnen vastleggen. Het platform is zo ingericht dat er 10 miljoen objecten in kunnen worden opgenomen. Een materialenpaspoort biedt verschillende voordelen. Ook voor verzekeraars is dit super interessant. De verzekeringspremie hangt niet langer van het object af, maar van de brandlast. Denk aan de flatbrand in Londen; niemand kon daarna de vraag beantwoorden in welke andere gebouwen de brandbare materialen ook zijn gebruikt. Als ze daar een materialenpaspoort hadden, zouden ze weten bij welke andere gebouwen preventieve maatregelen nodig zijn.”