25 nov 2022
|
Gezondheid
Geleidelijk zou de industrie van aardgas overschakelen op duurzame energiebronnen. En toen viel in één keer het goedkope gas weg. “Om niet meer terug te komen”, verwacht boegbeeld van de Topsector Energie Peter Molengraaf. “Maar in elk geval hebben we scherp in beeld hoe het energiesysteem er in 2030 kan uitzien.”
De opgave liegt er niet om: in 2030 moet de industrie 55 procent CO2-reductie ten opzichte van 1990 hebben gerealiseerd. “De elektriciteit moet dan voor driekwart uit duurzame bronnen zijn opgewekt – vooral zon en wind”, zegt Molengraaf. “Daarnaast moet er in totaal veel meer elektriciteit beschikbaar komen. Vervoer en transport, productie en verwarming van de bebouwde omgeving gaan steeds meer elektrificeren. De industrie gaat ook naar bijvoorbeeld eBoilers en warmtepompen.”
Een voordeel van elektrificatie is dat de meeste processen efficiënter verlopen. Dat betekent per saldo nog eens extra energiebesparing en daardoor minder uitstoot. Molengraaf: “Vanaf 2030 komt het laatste stuk voor verduurzaming aan de beurt. Dan wordt de vraag steeds dringender: hoe zorgen we op een grauwe dag zonder wind voor een stabiel basisniveau van elektriciteit (baseload)? Aardwarmte, getijdenenergie, kernenergie, industriële restwarmte... de keuzes moeten zich nog uitkristalliseren.”
Maar voorlopig hebben we de handen vol aan het verder opschalen van zon en wind om te zorgen dat we uiteindelijk drie of vier keer zoveel stroom hebben. “De opgave is enorm”, weet Molengraaf. “Het gaat bijvoorbeeld over mogelijk 70 gigawatt wind op de Noordzee. Daarvoor willen we ruimte vinden naast andere gebruikers van die zee en natuurlijke ecosystemen herstellen. Dat vraagt ook om sneller bouwen van infrastructuur – bijvoorbeeld door het slimmer, modulair bouwen van transformator stations. Daarnaast zal levering en installatie door buitenlandse leveranciers nodig zijn vanwege tekort aan mankracht hier. We moeten alle zeilen bijzetten. Ruimte en vergunningen moeten sneller beschikbaar komen. Niet alles kan meer zoals het tot nu toe ging.”
Het verhogen van de base-load zit al in de nieuwste plannen voor wind op zee verweven. “We werken aan een onderzoeksvoorstel voor het Nationaal Groeifonds om onder andere rotorontwerpen te optimaliseren op draaiuren”, merkt Molengraaf op. Niet de totale elektriciteitsopbrengst wordt bepalend, maar zoveel mogelijk opbrengst bij weinig wind. Zo kunnen we van 4500 tot 5000 opbrengsturen naar mogelijk 6500.” Ook de combinatie met zon op zee en allerlei vormen van elektriciteitsopslag komen in beeld. “Gelukkig zijn er veel knoppen om aan te draaien, zoals de uitbreiding van de energie-uitwisseling met het buitenland”, aldus Molengraaf. “Daarnaast benaderen we dit vraagstuk ook van de vraagkant. Dat is de flexibilisering van de elektriciteitsvraag vanuit de industrie. Welke industrieën kunnen en willen bij een laag aanbod en hoge elektriciteitsprijs een percentage productiecapaciteit afschalen? Of zelfs overschakelen op elektriciteitsproductie?”
De procesindustrie ging tot nu toe altijd uit van 24/7 productie, maar nieuwe processen zullen meer op snel op- en afschalen onder invloed van de elektriciteitsprijs moeten mikken, in combinatie met energiebuffering. Molengraaf is duidelijk: “Goedkoop Nederlands of Russisch aardgas is voltooid verleden tijd. We hadden die overgang in vijftien jaar willen doen, maar nu overkomt het ons binnen enkele weken. Gasimporten gaan voortaan tegen wereldmarktprijzen. Offshore wind zal dan op de meeste momenten goedkoper zijn dan aardgas. Dat is de nieuwe realiteit, die anders verborgen was gebleven. De bijsmaak is wrang. Sommige industrieën zijn vanwege de hoge energieprijzen afgeschakeld – en ik vrees dat niet alle energie-intensieve bedrijven meer aan zullen gaan.”
Molengraaf tempert voor de korte termijn de hooggespannen verwachtingen rond groene waterstof. “We hebben de electrolyzer-technologie, maar moeten die nog een factor tien tot honderd opschalen. Dat kost tijd en de uitkomst is onzeker. De omzettingsverliezen van elektriciteit naar waterstof moeten kleiner – ook daarvoor is een Nationaal Groeifondsvoorstel in de maak. Echt alle aspecten moeten nog verder worden onderzocht.” Maar het komt er wel en dat moet ook, zegt Molengraaf: “We moeten voor 2030 nu alle mogelijkheden benutten die we al hebben. Voor daarna moeten we de mogelijkheden doorontwikkelen die we nu nog niet hebben.”