25 nov 2020
|
Industrie
Journalist: Marjon Kruize
Inmiddels kennen we het verhaal allemaal. Om klimaatverandering tegen te gaan moeten we stoppen met het gebruiken van olie, gas en kolen en deze vervangen door alternatieve grondstoffen en energiebronnen. De vraag is hoe we dat dan precies gaan doen.
In de chemische industrie wordt veel gebruik gemaakt van fossiele grondstoffen. “Niet alleen als brandstof, maar ook als grondstof voor bijvoorbeeld de productie van plastics en kunstmest”, stelt Paulien Herder, hoogleraar Energy Systems aan de TU Delft en co-director van het e-Refinery instituut. “Als je die wilt vervangen moet je dus op zoek naar alternatieve grondstoffen en alternatieve energiebronnen. En dat willen we om de CO2-uitstoot fors te verlagen en op den duur naar negatieve emissies te gaan.”
Er worden daarom binnen e-Refinery technologieën ontwikkeld om onze economie duurzaam en circulair in te richten. “In de context van de industrie staan we voor minimaal twee uitdagingen”, stelt Herder. “Aan de ene kant betekent het dat we over moeten stappen op groene energiebronnen, zoals wind en zon, om de processen in de industrie, die vaak op hoge temperaturen plaatsvinden, van energie te voorzien. Hiervoor zijn nieuwe technologieën nodig, zoals elektrisch kraken, of de inzet van industriële warmtepompen.
Circulariteit in de industrie betekent ook dat we in plaats kolen, olie en gas, alternatieve koolstofbronnen moeten gaan gebruiken. We zijn daarom binnen e-Refinery bezig met technologieontwikkeling waarmee we de koolstof, in de vorm van CO2, uit de lucht kunnen halen, om dit vervolgens, via elektrochemische processen weer om te zetten naar koolwaterstoffen met behulp van groene electronen, uit wind en zon bijvoorbeeld. Ook ontwikkelen we in Delft technologie voor chemische recycling van kunststoffen, om zo grondstoffen terug te winnen uit afval.”
Om dit te realiseren wordt ingezet op grootschalige elektrificatie, maar momenteel staat dit nog in de kinderschoenen. “Sommige technologieën zijn al best ver, maar de grootschalige, wereldwijde implementatie hiervan gaat echt nog wel zo’n 20 tot 30 jaar duren en veel geld kosten”, stelt Herder.
Het opschalen van die technologieën is waar volgens Herder nog grote uitdagingen liggen. “Het werkt in het lab en dat is natuurlijk fantastisch, maar voor we het grootschalig in de industrie kunnen inzetten is er nog een lange weg te gaan. Naast verbeteringen van de technologie zelf, op het gebied van efficiëntie en kosten van de nieuwe reactoren, moet er ook nog veel onderzoek verricht worden naar de processen eromheen: scheiding, zuivering, en integratie in het energiesysteem en in de maatschappij. Bovendien moeten we ook de processen en machines ontwikkelen om die nieuwe reactoren en elektrodes te fabriceren: daar moeten ook nieuwe fabrieken voor ontwikkeld en gebouwd worden. De Nederlandse maakindustrie zou zich hierin kunnen gaan onderscheiden. Voor het aangaan van deze uitdagingen betekent het dat een missiegerichte, langjarige samenwerking vereist is tussen overheid, wetenschap en industrie. Geen enkele partij kan dit alleen.”