17 mei 2018
|
Maatschappij
Journalist: Aäron van der Sanden
Waren ‘duurzaamheid’ en ‘circulariteit’ tien jaar geleden nog ideologische termen, vandaag de dag hangt de vlag er anders bij. Steeds vaker zijn gebouwen duurzaam en in sommige gevallen zelfs circulair gerealiseerd.
Naast het Centraal Station van Utrecht is sinds enkele weken The Green House geopend. Een toonbeeld van waar Nederland op het gebied van zowel duurzaam als circulair bouwen en ondernemen naartoe moet. “In alle opzichten state of the art. Het is er groen en als The Green House over tien of vijftien jaar wil verhuizen, dan kan dat, want alle bouwmaterialen zijn opnieuw te gebruiken.” Aan het woord is Jan van Zanen, naast burgemeester van Utrecht ook voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Zowel als burgemeester en als VNG-voorzitter wordt hij helemaal blij wanneer The Green House ter sprake komt. “Het toont aan dat als je de uitdaging met elkaar aangaat en net iets verder gaat dan je normaal doet, er heel veel mogelijk is. En daar is niet eens een euro subsidie voor nodig! De stad van de toekomst moet nu gebouwd worden. Wij willen als overheden onze verantwoordelijkheid nemen en dat zo doen dat het optimaal bijdraagt aan de leefbaarheid van onze inwoners.”
Daar is ook Willem Dammers, managing director bij Trilux Benelux het mee eens. “The Green House is een mooi voorbeeld van duurzaamheid: alle activiteiten zijn gebaseerd op re-duce, re-use, re-cycle en re-connect. Dat betekent dus het verminderen of terugdringen van afval, energie en watergebruik, hetgeen bijdraagt aan een schoner milieu.”
En dat is ook nodig. “We zijn inmiddels op een punt aanbeland waarbij we een tekort krijgen aan grondstoffen en materialen”, vertelt Dammers. “Ik heb het gevoel dat we nu iets moeten doen om straks de wereld leefbaar te houden. Steeds meer mensen worden zich hiervan bewust, maar het blijft een uitdaging.”
Volgens Van Zanen moet tegelijkertijd duurzaam en circulair bouwen een vanzelfsprekendheid worden. En dat kan. “Net zoals we nu als vanzelfsprekend papier en plastic scheiden: dat was vroeger ook niet het geval.” Dat, in tegenstelling tot zijn voorbeeld, duurzaam en circulair bouwen elkaar nu nog regelmatig bijten, daar is hij zich terdege van bewust. “Moeten we echt driedubbel glas hebben? Het maakt de woning inderdaad heel erg energiezuinig, maar er zijn ook wel heel veel grondstoffen voor nodig om dit te realiseren.” Een kwestie van continu afwegingen maken dus. Opdrachtgevers zouden zich daarom op voorhand niet te veel moeten bemoeien met hóe iets gerealiseerd wordt, voegt hij toe. “Als je erop staat dat alles zo duurzaam mogelijk wordt, dan moet je soms inbinden wat betreft circulariteit en andersom. Opdrachtgevers en uitvoerders moeten daarom juist met elkaar in gesprek blijven, ook na de gunning, om te kijken wat er in alle redelijkheid het beste is.”
Opdrachtgevers van bouwprojecten mogen de lat gerust wat hoger leggen. “Uitvoerende partijen kunnen vaak meer dan opdrachtgevers in de gaten hebben. Tenderen is een vak. Er zijn gevallen bekend waarbij het duurzaamheidsniveau van wat een uitvoerder kan realiseren uiteindelijk stukken hoger ligt dan waar de opdrachtgever oorspronkelijk om had gevraagd. Aan de kant van de opdrachtgevers mag de lat gerust wat hoger worden gelegd.” De mogelijkheden zijn immers groot en de opstap richting duurzaam bouwen is een heel stuk laagdrempeliger geworden dan tien, twintig jaar geleden, erkent ook Van Zanen: “Eerst was het óf te kneuterig, of juist te duur. Initiatieven zoals The Green House tonen aan dat de angst voor kneuterigheid of onbetaalbare projecten niet meer gegrond is.” Met geweldige initiatieven tot gevolg, zoals de verticale bossen van de Italiaanse architect Stefano Boeri, in onder meer Utrecht en Eindhoven. “Het ziet er prachtig uit en past perfect binnen het gezond stedelijk leven: dat is toch mooi, beter kan niet.”
Ook de Bouwagenda, opgeleverd door de Taskforce Bouw, onder leiding van voormalig VNO-NCW-voorzitter Bernard Wientjes, helpt bij het aanjagen van duurzame initiatieven. Met de tussentijdse deadlines 2020 (energie neutrale nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen) en 2030 (50 procent minder gebruik van primaire grondstoffen) zit de druk er in ieder geval flink op. Alle partijen in de keten, van idee tot gebouw, zullen daarom samen moeten gaan werken. “De aannemers, onderaannemers, beleggers, opdrachtgevers: het is belangrijk dat iedereen erachter staat, zijn rol doordenkt en bereid is een deel van de nog bestaande risico’s op te vangen en te delen”, zegt Van Zanen. Aan de opdrachtgevers vervolgens de taak om dit gehele proces zo aan te sturen dat de betrokken partijen ook daadwerkelijk op één lijn blijven.
Maar met sturende opdrachtgevers alleen zijn ‘2030’ en ‘2050’ nog steeds geen zekerheden. Er zijn wel degelijk remmende factoren die massale verduurzaming en ‘circularisering’ van de bouwsector hinderen. Zo toont een studie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aan dat knelpunten op de arbeidsmarkt de geplande energietransitie kunnen gaan belemmeren. “Er zijn 14.000 tot 15.000 fte’s per jaar extra nodig om deze transitie tot een succes te maken. Voor de beeldvorming: op dit moment werken er zo’n 293.000 werknemers in de bouwsector. Er moeten dus ongelofelijk veel werknemers bijkomen.” Er ligt een fikse klus klaar voor de Nederlandse onderwijsinstellingen, maar duurzame beroepsgroepen worden wel steeds interessanter. “Zo wordt op het ROC van de Utrechtse wijk Overvecht samengewerkt met een coöperatie die zo duurzaam mogelijk wil renoveren. Zij bieden deze ROC-studenten werk- en stagemogelijkheden aan, terwijl het ROC op zijn beurt de leerlingen opleidt voor de duurzaamheidsberoepen. Dan zie je dat mbo-studenten Administratie vervolgens overstappen naar deze duurzame opleidingen, omdat ze daar wél in geloven.”
De verduurzaming van de Nederlandse bouwsector is niet alleen een verplichting die de sector van hogerhand opgelegd heeft gekregen, volgens Van Zanen. Integendeel: partijen die nu met deze transitie aan de slag gaan, kunnen ook internationaal weleens de vruchten hiervan plukken, in een wereld die sterk verstedelijkt. Edwin Koster, manager Economie van de gemeente Utrecht: “Nederland is een perfect praktijklab, om aan de wereld te laten zien wat er allemaal mogelijk is wat betreft duurzaam en circulair bouwen.” Daarnaast: als bouwbedrijven in het bureaucratische Nederland zaken voor elkaar krijgen, moet dat in minder gereguleerde markten alleen maar eenvoudiger mogelijk zijn. “Natuurlijk hebben we in Nederland ook een verstedelijkings- en verdichtingsagenda, maar dat stelt niets voor ten opzichte van wat er in Azië allemaal gebeurt. Door hier alle kennis en vaardigheden rondom duurzaam en circulair bouwen verder aan te scherpen, kan dit door onze Nederlandse bouwbedrijven elders worden verzilverd”, aldus Van Zanen.
Daarom wil Van Zanen de sector een spiegel voorhouden. Van Zanen “Er ligt een ongelofelijk grote markt voor jullie open, maar er is méér nodig. Hebben we elkaar al gevonden? Vragen we wel genoeg van elkaar? Hoe kunnen we elkaar helpen om van deze hele verduurzaming een succes te maken?” Vragen die misschien een beetje schuren, maar dat mag ook wel: zonder wrijving immers geen glans.