17 dec 2025
|
Maatschappij
Kunstmatige intelligentie is in korte tijd uitgegroeid tot een geopolitiek machtsmiddel. Niet alleen bedrijven, maar ook staten bouwen hun toekomstpositie op toegang tot chips, rekenkracht en schaarse technologische expertise. Wie die infrastructuur beheerst, bepaalt steeds meer de spelregels van de digitale economie. Halfgeleiders zijn daarbij wat olie in de vorige eeuw was: de grondstof waarop hele industrieën draaien.
In Europa groeit het besef dat het in deze waardeketen kwetsbaar staat. De afhankelijkheid van Amerikaanse en Aziatische technologiebedrijven is groot, terwijl de strategische belangen snel toenemen. Europese instituties spreken daarom steeds nadrukkelijker over “strategische autonomie”: het vermogen om kritieke technologie zelf te ontwikkelen, te produceren en toe te passen. Initiatieven zoals de EU Chips Act, bedoeld om het Europese aandeel in chipproductie richting 20% te brengen, etaleren die ambitie. Maar ambitie alleen is niet genoeg; cruciaal is dat de onderliggende knelpunten worden onderkend. Juist dat bewustzijn is de afgelopen jaren breder doorgedrongen, en vormt daarmee een realistischer vertrekpunt om het Europese tempo daadwerkelijk op te voeren.
Snelheid en nabijheid Ondanks forse publieke investeringen worstelt Europa met de uitvoering. Het tempo ligt lager dan in de Verenigde Staten en China, waar besluitvorming sneller gaat en kapitaal makkelijker beschikbaar komt. Europese deeptechbedrijven lopen te vaak vast in trage vergunningsprocedures, gefragmenteerde subsidieprogramma’s en gebrek aan langetermijnzekerheid. De afgelopen jaren waarschuwden toezichthouders meermaals dat de uitvoering achterblijft bij de beleidsdoelen: Europa wil wel, maar handelt te langzaam. Toch wijzen recente investeringsgolven, snellere besluitvorming en nieuwe publiek-private samenwerkingen erop dat het continent op stoom begint te komen.
Hierdoor komt één les steeds nadrukkelijker naar voren. Technologische vooruitgang volgt geen lineair subsidiepad, maar gedijt in ecosystemen. Niet de individuele fabriek, startup of onderzoeksgroep maakt het verschil, maar de fysieke plek waar die samenkomen, kennis delen en elkaar vinden. Waar corporates, scale-ups, universiteiten en investeerders niet naast elkaar opereren, maar letterlijk en figuurlijk naast elkaar werken.
AI Innovation Center Een van de regio’s waar dat principe al langer vorm krijgt, is Brainport Eindhoven. Daar is in de afgelopen decennia een technologische infrastructuur opgebouwd die inmiddels internationaal wordt gezien als een voorbeeld voor geïntegreerde innovatie. Rond High Tech Campus Eindhoven (HTCE) – een specifieke campus binnen de Brainport – komt een volledig deeptech-ecosysteem samen. Hier verzamelen zich chipdesign, geïntegreerde fotonica, high-precision engineering, embedded systems en de bedrijven die deze technologie toepassen. Het is een blauwdruk voor hoe technologische autonomie er in de praktijk kan uitzien.
In die context ontstond in 2021 het AI Innovation Center, opgezet om een ontbrekende schakel in het regionale profiel te vullen. Ondanks de sterke hightechbasis had Eindhoven destijds geen duidelijk herkenbaar AI-ecosysteem. Bedrijven vonden elkaar moeilijk en jonge AI-ondernemers zochten vaak een plek buiten de regio. Door een fysieke hub te creëren waar startups, kennispartners en grote technologiebedrijven samenkomen, werd een brug geslagen tussen infrastructuur en toepassing. Zo ontstond nog vóór de wereldwijde AI-doorbraak een plek waar talent werd aangetrokken, nieuwe bedrijven zich vestigden en experimenten versneld konden worden doorgezet.
Hightech-infrastructuur Het Center groeide sindsdien uit tot een cluster van meer dan dertig organisaties die werken aan uiteenlopende AI-toepassingen. Daarbij sluiten ook internationale spelers aan die rekenkracht, ontwikkeltools en expertise inbrengen. De aantrekkingskracht voor bedrijven zit in de nabijheid van een compleet hightech-ecosysteem: van infrastructuur tot een gemeenschap die innovatie dagelijks voedt. Juist die combinatie versnelt de stap van experiment naar markt — een fase waarin Europa lange tijd terrein verloor.
Maar de regio als geheel laat vooral zien wat Europa probeert te bereiken: een waardeketen die niet afhankelijk is van één schakel elders in de wereld. In Eindhoven wordt gewerkt aan chiparchitecturen voor de volgende generatie AI-systemen, aan productietechnologie voor geavanceerde micro-assemblage en aan geïntegreerde fotonica voor datacommunicatie en quantumtoepassingen. Tegelijk ontstaan nieuwe bedrijven die de stap naar toepassing maken, ondersteund door een community en een netwerk van investeerders en onderzoekers.
Lessen voor Europa Het voorbeeld laat zien dat strategische autonomie niet begint in Brussel, maar in steden waar bedrijven, kennis en infrastructuur geconcentreerd zijn. Daar wordt de abstracte Europese ambitie vertaald naar concrete vooruitgang: sneller experimenteren, eenvoudiger opschalen en nauwer samenwerken. Deze lokale dynamiek is moeilijk centraal te regisseren, maar juist essentieel om een eerlijke plaats te behouden in de mondiale technologierace.
Dat betekent niet dat de Europese remmende factoren verdwijnen. Het beleid blijft complex en de toegang tot kapitaal voor deeptech groeit minder snel dan gewenst. Maar het laat wel zien welke voorwaarden wél werken: fysieke clustering, gedeelde faciliteiten en een lange traditie van samenwerking. Regio’s die dat al op orde hebben, lopen een stap voor op de rest – niet alleen in innovatie, maar ook in het realiseren van technologische onafhankelijkheid.
Europa staat voor een beslissend decennium. Wil het continent meespelen op het hoogste niveau, dan moet het tempo omhoog. Het goede nieuws is dat de fundamenten daarvoor inmiddels zichtbaar worden: het politieke bewustzijn groeit, investeringen nemen toe en regionale ecosystemen zoals Brainport laten zien dat versnelling mogelijk is. Op één vierkante kilometer wordt gebouwd aan de fundamenten van een onafhankelijke Europese AI-waardeketen, die toont hoe de inhaalslag daadwerkelijk vorm begint te krijgen.