27 okt 2020
|
Levensstijl
Journalist: Marjon Kruize
Op 1 juli is de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (Wmcz2018) in werking getreden. Deze wet zorgt dat cliëntenraden meer invloed krijgen op besluiten en dat cliënten meer inspraak krijgen op de zorgbehandeling die zij ontvangen. Wat zijn de belangrijkste veranderingen en waar moeten de zorginstellingen rekening mee houden?
Het grootste verschil met de oude wet, die stamde uit 1996, is dat de cliëntenraden instemmingsrecht krijgen op bepaalde besluiten, waaronder in ieder geval op alle voor cliënten geldende regelingen. In de oude wet hadden ze enkel verzwaard adviesrecht. Dit hield in dat het advies van de raden niet zomaar genegeerd kon worden, maar dat het niet zo was dat de organisatie een bepaald besluit niet uit kon voeren als de cliëntenraad er niet mee instemde. Met de nieuwe wet is dat wel het geval waardoor cliëntenraden, die vaak bestaan uit cliënten zelf of mantelzorgers, daadwerkelijk invloed uit kunnen oefenen op de besluiten.
Ook de reikwijdte van de wet is uitgebreid en er zullen meer cliëntenraden bij komen, met name in de ambulante zorg. In ziekenhuizen zijn de medisch specialistische bedrijven niet uitgezonderd van de verplichting om een cliëntenraad op te richten. Dat betekent dus dat zorginstellingen kritisch na moeten gaan denken over de oprichting, samenstelling en taken van hun cliëntenraad. De wet verplicht alle instellingen ook om per 1 januari 2021 een medezeggenschapsregeling te hebben. Een document dat door de organisatie en cliëntenraad wordt opgesteld en waarin bijvoorbeeld geregeld wordt wie er in de raad zitten, welke zittingsduur de raad heeft, welke informatie zij krijgen en hoe zij betrokken worden bij de besluitvorming.
Voor de nieuwe wet is door de belangenbehartigers van cliëntenraden lang gelobbyd. De oude wet uit 1996 was een zogenaamde compensatiewet. De basis was hierin geregeld, en de wetgever ging ervan uit dat organisaties en cliëntenraden er onderling zelf wel uit zouden komen. In de praktijk kwam dit echter niet altijd even goed tot zijn recht. Vooral omdat de cliëntenraden juridisch gezien geen poot hadden om op te staan, als ze bepaalde besluiten wilden tegengaan. In de afgelopen jaren is het zorglandschap complexer en uitgebreider geworden. Ook de maatschappelijke tendens is veranderd waardoor cliënten mondiger zijn en zelf gehoord willen worden. Vandaar dat een wetswijziging noodzakelijk was.
De nieuwe wet maakt onderscheid tussen langdurige, kortdurende en ambulante zorg. Voor de langdurige zorg, waaronder bijvoorbeeld verpleeghuizen, bepaalde jeugdzorginstellingen en gehandicaptenorganisaties vallen, is bepaald dat de cliënten individuele inspraak moeten hebben op zaken die voor hen van belang zijn. Dus als er iets verandert op het gebied van voeding of dagbesteding moeten alle cliënten gevraagd worden om hun mening en vanaf nu moet daar ook daadwerkelijk iets mee gedaan worden. In de nieuwe wet staat ook dat de cliëntenraden representatief moeten zijn voor de patiëntendoelgroep en dat zij de wensen en behoeften van die groep moeten inventariseren om te achterhalen wat er leeft bij de patiënten, zodat zij voor hen de juiste adviezen en instemmingen kunnen geven.
Uiteindelijk zorgt de nieuwe wet er, aldus de Rijksoverheid, voor dat patiënten meer te zeggen krijgen over het beleid van zorginstellingen. Ze kunnen op deze manier meedenken over de organisatie van de zorgverlening, waardoor de zorg die zij ontvangen passender en prettiger wordt.