Deel dit artikel:

27 sep 2019

|

Industrie

‘Mensen hebben respect voor boeren en tuinders, maar ze krijgen niet de beloning die ze verdienen’

Journalist: Hugo Schrameyer

In een frietje van 2,50 euro zit voor hooguit 5 cent aan grondstof. Aan aardappelen dus. Het is de hoogste tijd dat boeren en tuinders een groter deel van de koek krijgen.

Of je nu de passant aanspreekt in Amsterdam of Groningen: gemiddeld genomen is men dik tevreden over de inspanningen van boeren en tuinders. Circa 95 procent vindt boeren niet alleen eerlijk en sympathiek, er bestaat ook waardering voor het harde werken. Drie procent van de bevolking weet het eigenlijk niet zo goed en twee procent schildert boeren af als grondvervuilers, die met hun mest de omgeving verpesten. “Over het algemeen zijn mensen dik tevreden over de inzet van het boerenbedrijf”, constateert voorzitter Marc Calon van LTO Nederland, de belangenvereniging van de agrarische sector. “In de media wordt elk incident breed uitgemeten, terwijl de branche het heel goed doet. Er bestaat een vertekend beeld. Daar moeten we iets aan doen, we moeten ons beter verkopen.”

 

Mag Nederland trots zijn op het boerenbedrijf?

“Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie kent het Nederlandse agrarische voedsel de laagste CO2-footprint, de laagste energiebehoefte en het hoogste gehalte aan inhoudsstoffen per kilogram product ter wereld. Dus daar mogen we trots op zijn. We zijn de grootste exporteur van agrarische producten. We exporteren voor ongeveer 100 miljard euro aan het buitenland, waarvan ongeveer 80 miljard naar West-Europa. Daar verdienen we ruim 40 miljard euro aan. Het overgrote deel van het handelsoverschot in Nederland danken we aan agrarische producten.”

 

Waarom zijn we daar eigenlijk zo goed in?

“Grotendeels heeft dat te maken met natuurlijke omstandigheden. Nederland is een delta. Nederland heeft een gematigde temperatuur, voldoende zonlicht en voldoende water. En niet te vergeten: goede grond. Onze ligging maakt het bovendien mogelijk dat we goede verbindingen hebben over zee en via rivieren naar ons achterland. Dat zijn natuurlijke omstandigheden waar je op zich niet veel aan kunt doen, maar bovendien is het zo dat we goed zijn in onderzoek, voorlichting en onderwijs. Nederland is erg goed in het koppelen van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aan de praktijk. Dat bewijs wordt geleverd door de vooraanstaande rol van de landbouwuniversiteit in Wageningen. 

Het is niet meer zo dat mensen zoals na de oorlog honger hebben. We produceren voldoende calorieën, eiwitten en vetten om mensen te voeden. In deze markt van overvloed moet je product beter zijn dan die van de concurrentie. Je product moet goed zijn. Anders wordt het niet verkocht. Dat zie je bijvoorbeeld aan onze tomaten en aardbeien. Die zijn populair in de hele wereld.” 

 

Het thema gezondheid is bijzonde actueel. Spelen we daar voldoende op in?

“Vroeger was melk bedoeld als drank of als grondstof voor vla. Tegenwoordig maken we allerlei gezondheidsproducten van melk, zelfs met medicinale toepassingen aan toe. Dat is een enorme vooruitgang. Wat die producten bovendien interessant maken, is de hogere marge.”

 

Niet alleen gezondheid is een thema. Dat geldt ook voor duurzaamheid, met aandacht voor bodem, water en lucht. Welke rol speelt de agrarische sector daarbij? 

“Er bestaat een intensieve samenwerking met het bedrijfsleven en andere stakeholders om uiteindelijk te komen tot klimaatneutrale landbouw. Er gebeurt een hoop op dat vlak, bijvoorbeeld met mono-mestvergisting en voermanagement voor koeien om de uistoot van ammoniak en methaan te beperken. Dat doen we beter dan onze concurrenten in het buitenland. Onze sector heeft de laagste CO2-footprint ter wereld.”

 

Heeft de agrarische sector ook een landschappelijke taak? 

“Boeren produceren niet alleen producten. In feite produceren ze ook landschappen. Daar is lange tijd weinig aandacht voor geweest. Ook door boeren en tuinders zelf. Daar vindt echt een omslag plaats. Denk bijvoorbeeld aan bloemrijke akkerranden en het herstel van houtwallen. Dat is niet alleen goed voor de biodiversiteit, ook passanten kunnen daarvan genieten. 

Je moet ook onderkennen dat de sector het soms nog niet aan de verwachtingen van de maatschappij voldoet. Schaalvergroting, bijna altijd uit economische noodzaak, heeft een impact op het landschap. We zijn nu aan het onderzoeken hoe we moderne bedrijfsgebouwen kunnen koppelen aan de karakteristieken van het landschap. Het is toch vooral de agrarische sector die het platteland vormgeeft. En dat betekent ook dat we aandacht moeten hebben voor uiterlijke verschijningsvormen van onze gebouwen.”

 

Ander onderwerp: hoe staat het met de bedrijfscontinuïteit in de sector?

“Kijken we naar de kosten van het boerenbedrijf, dan hebben we het vooral over arbeidskosten. Er is vrij veel flexibele arbeid nodig in onze markt. De peren zijn niet in januari rijp, maar in juli, de kersen in mei, de asperges in het voorjaar. De overheid maakt tijdelijk werk steeds duurder. Daar zijn we op tegen, want dat heeft uiteraard een slecht effect op onze concurrentiepositie.

Als we kijken naar commodities als graan en melk, dan is prijsniveau eigenlijk te laag. De Nederlanders geeft nog ongeveer elf procent van zijn besteedbaar inkomen aan voedsel. Als je een frietje koopt van 2,50 euro, dan zit daar voor vijf cent aardappels in. Wij willen dat boeren en tuinders een groter deel van de koek krijgen. Daarvoor vinden we gehoor bij onze landbouwminister Carola Schouten  en ook bij de vorige landbouwcommissaris Phil Hogan. Er is andere wet- en regelgeving nodig, maar feit is dat het werk van de landbouwer wordt ondergewaardeerd. Boeren nemen grote risico’s, hun eigen vermogen gaat in het bedrijf, maar ze verdienen belachelijk weinig. Ze zijn volledig afhankelijk van de markt en van de natuur. We hebben recht op een hogere vergoeding voor onze producten.”


Gesponsord