24 mrt 2021
|
Economie
Journalist: Féline van der Linde
Op dit moment is het mobiliteitssysteem in Nederland georganiseerd op de piekmomenten op zowel het asfalt als het spoor. Maar de coronacrisis heeft laten zien dat veel mensen ook later kunnen verschijnen op kantoor of helemaal thuis kunnen werken en daardoor de weg niet meer op hoeven. Toch zijn er altijd mensen, bijvoorbeeld de monteur, of de pakketbezorger die zich wel moeten verplaatsen. En daar kan nog veel winst behaald worden.
“Vaak worden kritische punten als Hoofddorp, Rotterdam-Oost of Leidsche Rijn over het hoofd gezien”, vertelt Geert Kloppenburg, strategisch adviseur mobiliteit. “Dit zijn plekken waar veelal grote distributiecentra gevestigd zijn en waar veel mensen wonen die met de auto naar het werk gaan. Het is juist zaak om aan deze plekken aandacht te besteden en te zorgen voor een flexibeler mobiliteitssysteem. Een verpleegster die in Leidsche Rijn woont gaat niet om drie uur ’s nachts vanuit Leiden met de trein terug naar huis. Met een flexibeler systeem van bijvoorbeeld een goed werkende deelauto of deelfiets heeft deze verpleegster de mogelijkheid om niet meer gebruik te maken van haar eigen auto, maar van de deelvoorzieningen.”
Het geld wat nu geïnvesteerd wordt in onze mobiliteit blijft continu gaan naar mobiliteit die georiënteerd is op de piekmomenten, zoals het verbreden van de snelwegen of het inzetten van langere treinen, gaat Kloppenburg verder. “Maar wat als we het geld inzetten in het opschalen van vernieuwingen als de deelconcepten? Deze op een grotere schaal inzetbaar maken zorgt ervoor dat veel meer mensen toegang hebben tot de vrijheid die een auto en fiets brengen, in tegenstelling tot een trein die op vaste tijden vertrekt. Daarnaast dalen de prijzen van de deelconcepten op het moment dat schaalvergroting plaatsvindt en deze concepten zouden ook goed in het weekend gebruikt kunnen worden, voor bijvoorbeeld een voetbalteam dat een uitwedstrijd moet gaan spelen.”
Daarnaast kun je ook gaan kijken naar bijvoorbeeld een Zuidas in Amsterdam. Kloppenburg: “Wat nou als we daar in de parkeergarage een enorme hoeveelheid deelauto’s neerzetten, zodat ook de bewoners van de Zuidas hier gebruik van kunnen maken in de weekenden om bijvoorbeeld eens naar het strand te rijden of naar de bouwmarkt. Maar wat ontzettend belangrijk is is dat we nu gewoon eens de schaal gaan vergroten. Alles is aanwezig om dit te realiseren. We moeten het in Nederland alleen nog gaan doen. Zoals ze dat nu ook doen in Berlijn. Daar zetten ze in één keer 2500 deelauto’s neer. Hier in Nederland zouden we daar een voorbeeld aan moeten nemen.”
Een ander belangrijk aspect in deze discussie is de ruimte. “We willen niet meer ruimte innemen in het mobiliteitssysteem. De ruimte die er al is moet dus goed benut worden. Met het redesignen van de straten en wegen komen we al een heel eind. Zo is er een strook speciaal voor de taxi en de bus, maar het zou een goed idee zijn om daar ook de deelauto en vrachtwagens over te laten rijden voor een snellere doorstroom. En daar heb je alleen maar een andere belijning voor nodig. En terwijl we de auto’s uit de stad willen weren neemt het aantal auto’s vooralsnog toe. In wijken als Geuzenveld en Nieuw-Sloten in Amsterdam werken niet alleen veel mensen op bijvoorbeeld Schiphol die niet om drie uur ’s nachts terug kunnen met de trein, maar voor hen is het openbaar vervoer ook gewoon te duur. Het op grote schaal inzetten van deelconcepten maakt dat ook deze groep kan profiteren van de voordelen en gemakken van deelconcepten en niet iedereen zal dan meer een eigen auto nodig hebben. Het is de oplossing voor een groener en beter verspreid mobiliteitssysteem.”