10 jun 2024
|
Maatschappij
Journalist: Hugo schrameyer
Er zijn twee dossiers in de Agri & Food sector die met elkaar strijden om de meeste aandacht: hoe zelfvoorzienend is Europa als het aankomt op productie van levensmiddelen, en hoe staat het met de volhoudbaarheid van ons voedselsysteem?
De oorlog in Oekraïne is aanleiding geweest om die eerste vraag op te werpen. Een voorbeeld is vitamine in veevoer. Dat wordt voor een groot deel betrokken uit Japan en China. Dat kunnen we in Europa ook wel produceren, maar we hebben het om kostentechnische redenen uitbesteed. Een ander voorbeeld is dat veel eiwitimporten uit Brazilië komen. Mochten we concluderen dat we die situatie te riskant vinden, moeten we in Europa een ander landbouwbeleid gaan voeren. De uitkomst van die afweging staat nog open, want je wilt natuurlijk ook niet een handelsoorlog beginnen met toeleverende partijen.
De volhoudbaarheid van ons voedselsysteem is het tweede belangrijke vraagstuk. Iedereen begrijpt dat er meer aandacht moet komen voor thema’s als duurzaamheid en biodiversiteit. Ook boeren zelf begrijpen dat heus wel. Het is vooral het tempo van de beoogde omslag waar veel weerstand tegen is. De discussie die speelt over de halvering van de veestapel is hard aangekomen in agrarische kringen. Er bestaat een gevoel onder boeren dat ze niet gewenst zijn in de samenleving. Resultaat is onder andere dat de opvolging van boerenbedrijven in de knel is gebracht.
Ook de consument speelt een rol bij de volhoudbaarheid van het voedselsysteem. Er gaan per jaar een miljoen mensen min of meer frequent naar de voedselbank. Als we massaal omschakelen naar duurzame landbouw, worden dat er dan twee miljoen? Het is echter niet per se zo dat duurzame landbouw duurder uitpakt: een stamppot van biologische aardappelen, uien en wortels is heel gezond. Je kunt je natuurlijk wel afvragen of we dat regelmatig willen eten.
Als het gaat om uitdagingen wat betreft dierenwelzijn gaan we op Europees niveau toe naar minder productie. Ook omdat de keten niet volledig efficiënt is ingericht. De ene sector gooit wat dat betreft hogere ogen dan de andere. Maar je kunt je sowieso afvragen, hoe je de groeiende wereldbevolking kunt voeden in relatie met het behoud van dierenwelzijn. Enerzijds kun je nadruk leggen op de plicht om voldoende voedsel voor mensen beschikbaar te houden, anderzijds vraagt ook dierenwelzijn volop aandacht. Die afweging kan tevens leiden tot discussies tussen landen onderling.
Verder ontwikkelt de mechanisatie in de landbouw zich verder door. De voedingsmiddelenindustrie is grotendeels een procesindustrie, waarbij steeds meer arbeid plaatsmaakt voor mechanisatie en robotisering. Er bestaat inmiddels gerobotiseerde onkruidbestrijding, dus ook het zoeken naar zieke plantjes gebeurt met robottechnieken. Met een robot van pakweg 175.000 euro kun je toch op drie of vier arbeidskrachten besparen. Probleem is echter dat bedrijven in de agrarische sector veel vermogen nodig hebben, maar vaak laag renderen. Een investering van 175.000 euro is niet op korte termijn terugverdiend.
Al met al is de agrarische sector van groot financieel belang voor Nederland, hoewel je met dat beeld genuanceerd moet omgaan. De 120 miljard die aan agrarische producten wordt uitgevoerd, bestaat voor 40 miljard uit doorvoer, voor 20 miljard uit landbouwmechanisatie en voor 30 miljard uit zaaigoed en pootmateriaal. Blijft over: 30 miljard aan voedselproducten. De vraag die je kunt opwerpen: willen we die productie in stand houden, of leggen we meer nadruk op andere onderdelen in de uitvoer van agrarische producten?