4 jul 2019
|
Maatschappij
Journalist: Jerry Huinder
Water first of niet? Het maakt Annemieke Nijhof niks uit. Want uiteindelijk komt water meestal toch om de hoek kijken. “Het begint niet altijd met water, maar water heeft er wel bijna altijd mee te maken.”
Ze zit er pas een maand. Dus op de vraag of ze de juiste vrouw is om Topsector Water & Maritiem verder te brengen richting de toekomst, heeft Annemieke Nijhof nog geen antwoord. Dat oordeel laat ze voorlopig graag aan anderen, maar “ik zit hier niet voor niks”. Aan haar waterervaring zal het in ieder geval niet liggen. In 1991 zette ze haar eerste stappen binnen de watersector als projectleider Bodem bij Tauw om vervolgens functies te bekleden als Coördinator Technische Wetenschappen bij het ministerie van OCW en Directeur-Generaal Water bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu. En nu dus als boegbeeld van Topsector Water & Maritiem. Of de waterwereld is veranderd in al die jaren? Zeker. “Mijn kernboodschap is dat de watersector zich dienstbaar moet maken aan de maatschappelijke opgaven.” Een gesprek aan de hand van vijf stellingen.
Nederland staat er, ondanks de klimaatverandering en de bedreigingen die daarmee gepaard gaan, goed voor qua waterveiligheid.
“Voor hoe we het georganiseerd hebben: volmondig ja. In de afgelopen tien jaar hebben we een heel goede samenwerking opgebouwd tussen de kennisinstituten zoals het KNMI, Deltares en de planbureaus om goed te blijven kijken naar wat er daadwerkelijk gebeurt op het gebied van verandering van het klimaat en vooral het tempo en de omslagpunten die daarin zitten. We hebben een goed systeem om te monitoren of onze uitgestippelde strategie voor waterveiligheid voldoet. Ik ben dus positief over het feit dat we ver vooruitkijken, een goede wetenschappelijke infrastructuur hebben gebouwd en een vastgelegd systeem hebben via de deltawet, inclusief de beschikbaarheid van geld, om ervoor te zorgen dat we niet alleen vandaag de dag veilig zijn, maar dat we ons blijven aanpassen. Maar dat wil niet zeggen dat een superstorm of een combinatie van factoren er niet voor kan zorgen dat het nog een keer misgaat. We leven nou eenmaal in een kwetsbare delta.”
De focus qua waterveiligheid moet worden verlegd van de dijken naar de steden.
“Nee, maar ik aarzel wel bij deze stelling. Toch vind ik dat ik met nee moet antwoorden voor de duidelijkheid in de discussie. Bij waterveiligheid moeten we namelijk vooral blijven kijken naar kustverdediging en verdediging tegen het water langs de grote rivieren, echt overstroombaar gebied waar, als het daar misgaat, de Nederlandse samenleving voor langere tijd ontwricht zal zijn. Ik denk wel dat we als het gaat om waterbeheer veel meer aandacht moeten hebben voor de steden, omdat we met de veranderingen van neerslagpatronen veel vaker te maken gaan hebben met extreme pieken in de waterafvoer in de steden. Als dan metrostations of tunnels onderlopen, kan dat wel degelijk voor heel veel schade en overlast zorgen. Het onderscheid tussen wateroverlast en waterveiligheid wordt in stedelijke gebieden wel steeds onduidelijker, maar ik zou niet willen dat we met het verleggen van de aandacht voor waterveiligheid naar de steden de aandacht verminderen voor de dijken en de kustverdediging.”
Nederland is en blijft internationaal leading als het gaat om deltamanagement.
“Ja, maar we moeten onszelf niet groter maken dan we zijn, het is niet meer zo dat Nederland een hegemonie heeft, er zijn andere delta’s, andere hubs, waar de kennis ook heel hoog is. We moeten vooral niet denken we nummer 1 blijven omdat we dat in het verleden waren, we moeten onszelf voortdurend uitdagen om in die kopgroep te blijven. Daarbij hebben we twee unieke kenmerken die ons een voorsprong geven. Ten eerste: we werken ongelooflijk makkelijk samen over de grenzen van bedrijven, overheden, NGO’s en kennisinstellingen heen, het welbekende polderen, een diepgewortelde vorm om samen naar oplossingen voor vraagstukken te zoeken. Dat is in deltamanagement ongelooflijk belangrijk, want daar komt alles samen: economie, overheid, duurzaamheid. Het tweede punt waar we een voorsprong in hebben opgebouwd is dat we de afgelopen tien jaar onder de vlag van Building with Nature het klassieke waterbeheer dat volledig in handen was van ingenieurs met hun technische oplossingen hebben omgeturnd in een werkwijze waar we techniek en ecologie combineren waardoor we met oplossingen komen die duurzamer zijn en beter in te passen zijn in het natuurlijke systeem. Sterker nog, we maken vaak gebruik van het natuurlijke systeem als oplossing.”
Ik ben trots op de innovatiekracht van de watersector in Nederland.
“Met deze stelling ben ik het volledig eens. De innovatiekracht van de watersector zit hem in de samenwerking met andere industrieën en dat moet eigenlijk nog meer. Ik ben in 2011 uit de watersector gegaan toen er door de crisis een enorme druk lag op geld verdienen. In de tussentijd heeft het kabinet een meer missiegedreven innovatiebeleid ingevoerd, waarbij het minder gaat om geld verdienen, maar waarbij de overheid zich wil richten op grote maatschappelijke opgaven. Die grote maatschappelijke opgaven beginnen niet met water, die beginnen met landbouw of energie. Dus dan gaat het over de rol van water in de voedselvoorziening. Of het gaat over de energie- en klimaatopgave en welke rol water daarin kan spelen. Een ander voorbeeld is gezondheid. Welke rol speelt schoon drink- en oppervlaktewater op het gebied van gezondheid? De uitdaging van de watersector is dat we ons als het ware moeten heruitvinden, we moeten kijken naar onze toegevoegde waarde op gebieden die niet beginnen met water maar waar water wel een onlosmakelijk onderdeel van is. We moeten naar buiten treden: hier zijn wij, wat zijn jouw vraagstukken en kunnen wij met onze innovatiekracht helpen met een oplossing? Het begint niet altijd met water, maar water heeft er wel bijna altijd mee te maken. Water is een integrale onderlegger onder de duurzame ontwikkeling.”
Er moet meer aandacht komen voor de problematiek rondom zoet water.
“Zeker. Zoetwaterverdeling wordt één van de meest prangende vragen van onze tijd. Water is de basis van een goede gezondheid en dat wordt dus lastiger als we over minder beschikken, dan komen er meer conflicten tussen landen, tussen gebruikersfuncties, daar moeten we dus echt goed naar kijken. Dat ligt aan de preventieve kant, dus hoe kunnen we zoet water beter benutten, maar ook aan de oplossingenkant. Kunnen we van brak water zoet water maken? Of grootschalig zoet water maken uit zeewater? Kunnen we ervoor zorgen dat de landbouw van brak in plaats van zoet water gebruik maakt? En let op, het zoetwaterprobleem speelt niet alleen elders in de wereld, maar ook in Nederland. Als je met het vliegtuig over Nederland vliegt dan krijg je de indruk dat er zoet water zat is, maar de droogtesituatie van vorige zomer heeft wel aangetoond dat ook wij schade lijden door een tekort aan zoet water.”