28 okt 2020
|
Maatschappij
Journalist: Féline van der Linde
De kansengelijkheid bij leerlingen staat al langer op de (politieke) agenda. Dit jaar kwam daar een versnelling in, onder andere door de coronacrisis. Er zijn vele wetenschappelijke onderzoeken gedaan en boeken geschreven over kinderen die in armoede opgroeien en weinig tot geen stimulans van de ouders krijgen om hun best te doen op school.
“In veel gevallen staat kansengelijkheid op scholen expliciet op de agenda, maar in de praktijk blijkt dat leraren daar geen tijd aan kunnen besteden”, vertelt Annemarie Kaptein, bestuursvoorzitter Bazalt Groep, bestaande uit onderwijsadviesbureaus Bazalt, HCO en RPCZ. “Het onderzoek Kansen(on)gelijkheid, dat is uitgevoerd in opdracht van Bazalt Groep door DUO marketresearch, heeft het doel beter inzicht te krijgen in kansen(on)gelijkheid. De kansengelijkheid heeft immers grote invloed op de ontwikkeling van het kind. Wanneer een kind vanaf het begin van zijn of haar schoolcarrière niet is gestimuleerd vanuit huis, heeft het kind minder kans om zijn of haar talenten te ontdekken. Dit heeft negatieve effecten op de mentale gezondheid van het kind en op zijn of haar verdere leven. Maar ook de economische situatie thuis kan invloed hebben op de schoolcarrière. Is er bijvoorbeeld geld voor een laptop of een sportclub?”
Annemarie Kaptein en Jan Ververs
Leraren spelen een ontzettend belangrijke rol bij het tegengaan van kansenongelijkheid, aldus Jan Ververs, onderwijsadviseur HCO (onderdeel van Bazalt Groep). “Uit het onderzoek, dat is uitgevoerd onder duizend onderwijsprofessionals van het voortgezet onderwijs en primair onderwijs, is gebleken dat het merendeel (circa 9 van de 10 respondenten) vindt dat het een taak is van de school, maar ook een groot deel ziet het als een gedeelde taak met de ouders. Tussen de 59 procent (leerkrachten primair onderwijs) en 65 procent (docenten voortgezet onderwijs) vindt dat er sprake is van kansenongelijkheid tussen leerlingen. Ongeveer de helft maakt zich hier ook zorgen over en een ruime meerderheid vindt dat kansenongelijkheid tussen leerlingen kan worden tegengegaan.”
Toch hebben leraren in de praktijk het gevoel dat ze daar niet genoeg aandacht aan kunnen besteden, gaat Kaptein verder. “Het is dan zaak om enerzijds bijvoorbeeld kennis te zoeken en toe te passen, waarmee je kansarme leerlingen kunt ondersteunen. Maar ook het bespreekbaar durven maken van dit probleem bij het management van de school is belangrijk. Anderzijds kan er concreet een route worden doorlopen om dit aan te pakken. Door middel van trainingen, sparring gesprekken en coaching kan er vertaalslag gemaakt worden naar het daadwerkelijk aanpakken van kansenongelijkheid op scholen.”
Belangrijk is ook de relatie die de leraar aangaat met de leerlingen, vertelt Ververs. “Ken je de leerling, ken je de persoon achter de leerling? Zorg dat je interesse toont in de leerling, zodat de leerling zich ook durft te uitten. Werk samen met de leerling aan persoonlijke doelen en maak de dagelijkse problemen, waar de leerling mee te maken heeft, bespreekbaar.”
“Door de coronacrisis is er meer zicht gekomen op kansarme leerlingen. De meerderheid van de leerkrachten en docenten in het onderzoek gaven aan dat het onderwijs op afstand (vanwege corona) voor hun in sterke mate zichtbaar heeft gemaakt welke leerlingen er op hun school kansarm zijn. De beschikking over ICT-middelen was hiervoor een indicator.”
Het belangrijkste is het besef bij leraren dat zij een verschil kunnen maken, besluit Kaptein. “In vele gevallen weten zij niet hoe ze moeten handelen wanneer zij kansarme leerlingen signaleren. De vertaalslag naar de praktijk kan gemaakt worden door literatuur, trainingen en ga het gesprek met de leerling en ouders aan. Durf te vragen naar de eventuele problemen die er spelen. Zo kunnen de leraren in samenwerking met de ouders het beste uit het kind halen.”