1 mrt 2018
|
Levensstijl
Journalist: Erzsó Alföldy
De agri-food sector is inclusief de horeca één van de belangrijkste werkgevers in Nederland. Om die positie te behouden zijn een leven lang leren en een betere aansluiting tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven hoogstnoodzakelijk.
Binnen de agri-food sector stond in de afgelopen decennia alles in het teken van schaalvergroting, ook in het onderwijs. “De huidige MBO-opleidingen zijn uitgegroeid tot een soort leerfabrieken met duizenden leerlingen en docenten die nauwelijks nog feeling hadden met de praktijk”, vertelt Paul Visschedijk, voorzitter van het Centrum Innovatief Vakmanschap Agri & Food (CIV). “Gelukkig is dat aan het veranderen en vindt er meer uitwisseling met het bedrijfsleven plaats.”
“Leerlingen lopen tegenwoordig niet alleen stage, maar werken ook aan opdrachten in samenwerking met het bedrijfsleven. Andersom komen vakmensen uit het bedrijfsleven op school om over hun werk te vertellen. Zo’n persoonlijk stukje is essentieel. Dat leerlingen aan de mensen zelf vragen kunnen stellen als: wat vind je nu zo leuk aan je werk?”
Nederland heeft een aardige reputatie als het gaat om innovatie. Binnen de agri-food sector gaat het niet alleen om het primaire product en de verwerking daarvan, maar ook om de technologie. Visschedijk: “Daar is Nederland echt goed in, zoals de ontwikkeling van allerlei nieuwe landbouwmachines en technologie voor voedingsbedrijven. Maar door die nieuwe technologie verandert ook de hele logistiek. In plaats van handwerk krijg je bijvoorbeeld een meer computer bediende manier van werken. Zulke ontwikkelingen vragen om meer flexibiliteit. Van het bedrijfsleven, maar ook van de kant van de opleidingen en van de leerlingen zelf.”
Zo is er een groeiende vraag naar duurzaam en gezond voedsel. Consumenten worden zich steeds meer bewust van wat ze willen eten: daar spelen bedrijven ook op in met hun aanbod van specialistisch voedsel, zoals de pakketten van ‘Hello Fresh’. Ook komt er in de agri-food sector steeds meer aandacht voor circulair denken en voor het terugdringen van afval en restproducten. Visschedijk: “Maar wat echt belangrijk is, is integraal denken. Duurzaamheid is niet alleen een kwestie van grondstoffen. Het gaat ook om een duurzame inzet van personeel en om blijvende investeringen in de kwaliteit van het beroepsonderwijs.”
Het credo ‘leven lang leren’ geldt helaas nog niet voor de horeca. Ricardo Eshuis, directeur Stichting Vakbekwaamheid Horeca (SVH): “Er stromen in de horeca jaarlijks 95.000 mensen in. Dat klinkt heel mooi. Maar helaas betreft het grotendeels vervanging, want de uitstroom is enorm.” Dat laatste komt volgens Eshuis deels doordat binnen de horeca en de gastronomie de doorgroeimogelijkheden uiterst beperkt zijn. “Veel horecamedewerkers werken zonder diploma. Het probleem is dat zodra mensen niet meer onder de leerplicht vallen zij veelal hun opleiding zelf moeten bekostigen. Of de werkgever. Nu denken werkgevers: waarom zou ik investeren in mensen, als ik ze straks toch zo kwijt ben? Maar dat is gewoon kapitaalvernietiging. Zo raak je steeds goed personeel kwijt.”
Om daar verandering in te brengen is de branchevereniging in gesprek met de overheid. Eshuis: “Wij pleiten voor een soort persoonsgebonden budget, waarmee werknemers hun scholing naar eigen behoefte kunnen financieren. Het is belangrijk dat mensen zich blijven ontwikkelen. Daar kunnen particuliere opleidingen ook een belangrijke rol in vervullen.”
Nu de economie aantrekt, schieten nieuwe horecagelegenheden als paddenstoelen uit de grond. Maar goed personeel vinden blijft lastig. Er is in de laatste twee jaar zelfs sprake geweest van een groei met 32% in de vraag naar arbeid in de restaurantsector. Eshuis: “Veel van die nieuwe horecagelegenheden hebben een specialistisch concept. Wij zijn binnen de branche dan ook hard mee bezig om zulke specialistische opleidingen op te zetten.”