3 mrt 2021
|
Industrie
Journalist: Jerry Huinder
Dat de industrie de klimaatdoelstellingen gaat halen, daar is Medy van der Laan positief over. Maar hoe ze dat gaan doen is nog wel de vraag. “Ze werken de opties nu uit.”
De industrie is bepalend voor de energietransitie en het behalen van de klimaatdoelen. Ga maar na, volgens het CBS stootte de industrie in 2019 bijna een derde (31%) van de totale hoeveelheid broeikasgassen uit. Lukt het om de uitstoot in de industrie in te perken, dan zijn we een heel eind op weg. Maar de vraag is: hoe ver staat de industrie daarmee? Medy van der Laan, voorzitter van Energie-Nederland, de brancheorganisatie van de energiebedrijven in Nederland, is positief gestemd. “De industrie heeft de afgelopen jaren een enorme slag gemaakt. Als ik kijk naar waar de bedrijven stonden in 2017, ten tijde van het regeerakkoord van Rutte III, en waar ze nu staan, dan ben ik ongelooflijk onder de indruk hoe ze de slag maken en echt inzetten op verduurzaming.”
Wat voor slag hebben ze concreet gemaakt?
“Waar ze vier jaar geleden echt nog moeite hadden om die bereidheid te tonen en te zeggen: we gaan het ook echt doen, is die houding er nu wel. Nu zeggen ze: het is moeilijk, het is zwaar, maar we gaan het doen. Dat is een vreselijk belangrijke omslag. Ze werken nu de opties uit, ze inventariseren de technologieën die zouden kunnen helpen dit doel te bereiken, ze steken enorm veel tijd en geld in innovatieprojecten. En dat is nodig, want de industrie heeft per proces andere installaties met andere oplossingen en andere eisen aan zekerheden wat energiebehoefte betreft. Er is veel maatwerk nodig binnen de industrie.”
Er wordt binnen de industrie vaak over waterstof en elektrificatie gesproken. Zijn dat ook de twee belangrijkste oplossingen om tot een duurzamere industrie te komen?
“Op dit moment wel. Elektrificatie wordt echt als een goede oplossing gezien voor een aantal processen, zeker als stroom goedkoop blijft. Dat vergeten mensen namelijk vaak: het gaat ook om de kosten. Voor waterstof zie ik eveneens een grote toekomst weggelegd, de vraag is nog even welke waterstof ze gaan gebruiken, want dat heeft implicaties voor de energiesector. Je hebt namelijk blauwe en groene waterstof. De eerste wordt met gas geproduceerd en daarbij wordt de CO2 afgevangen, dan heb je bij wijze van spreken geen extra windmolens nodig. Bij groene waterstof is elektrolyse, het splitsen van water in zuurstof en waterstof, met behulp van elektriciteit uit wind en zon, de belangrijkste optie. Dan heb je dus wel extra windmolens of anderszins duurzaam opgewekte stroom nodig.”
Die keuze zal toch, indien mogelijk, op groene waterstof in combinatie met elektrificatie vallen. En dan kom je bij het volgende probleem: hoe ga je zoveel wind- en zonne-energie produceren?
“Dat is een belangrijke vraag inderdaad. Op zich is er op de aardbol genoeg ruimte om dat voor elkaar te krijgen. Eén van de scenario’s is ook dat waterstof een wereldwijde markt wordt, zeker als er opslagmogelijkheden beschikbaar komen die makkelijk en betaalbaar te transporteren zijn. Ik vind dat een reëel scenario. En dan zal er uiteindelijk genoeg kunnen worden geproduceerd. Het scenario dat alle vormen van energie in Nederland moeten worden opgewekt, dat we zelfvoorzienend zijn, is moeilijk uitvoerbaar. We kunnen een heel eind komen, maar er zitten letterlijk grenzen aan onze ruimte voor duurzame opwek.”
Zo’n grote opgave kan toch eigenlijk niet zonder centrale aansturing? Moet de overheid niet bepaalde keuzes maken; we gaan voor manier X en jullie gaan dat samendoen om de boel te versnellen?
“Je moet twee dingen onderscheiden. Ten eerste: de overheid kan niet zomaar zeggen ‘zo gaan we het doen’ als je het afzet tegen mondiale ontwikkelingen. Energie in de breedte is een wereldwijde markt. Op het moment dat groene waterstof goedkoper geproduceerd kan worden in de woestijn, dan gaat dat op die manier gebeuren. Dat kan én wil je als overheid niet verbieden. De overheid stuurt nu op dat wat we in Nederland zelf kunnen, en daar is regie voor nodig. Voor de lange termijn zitten we in een situatie waarin we niet weten welke vorm van groene energie het meest voordelig wordt. Welke technologie gaan we uiteindelijk gebruiken? Hoe dominant worden moleculen in het systeem, hoe belangrijk wordt stroom? Ik waardeer het heel erg dat het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een programmatische aanpak kiest waarin ze nadrukkelijk kijken naar wat er minimaal nodig is om alle kansen die er nu zijn minimaal kansrijk te maken. Zonder een definitieve keuze voor de komende dertig jaar te maken, want het is te vroeg om te kiezen voor ofwel moleculen dan wel stroom. Deze periode moeten we breed investeren in kennis en mogelijkheden.”
Als je morgen in Den Haag één ding voor elkaar kunt krijgen voor de energietransitie binnen de industrie, wat zou dat dan zijn?
“Dan zou ik ervoor zorgen dat we de innovatieagenda nog slimmer inrichten. Ik denk dat je als overheid vanuit de regierol moet denken: welke innovaties hebben nou de meest positieve impact op het energiesysteem en welke innovaties gaan we dus actief steunen zodat problemen X, Y en Z worden opgelost. Dat zou ik graag willen: meer geld voor die innovaties die juist oplossingen bieden voor grote problemen binnen het energiesysteem. Vrije innovatie en innovatie om te optimaliseren blijven ook nodig, maar het is ook qua innovaties tijd om meer keuzes te maken, de regie te nemen.”
Tot slot: ben je optimistisch over de opgave?
“Ja, eigenlijk wel. In Rome zullen we komen, we weten alleen nog niet of het via Zwitserland, Frankrijk, de bergen of via de snelweg zal gaan. Maar we zijn op weg naar Rome. Ik heb heel veel vertrouwen in het innovatievermogen van de wereld. Ik denk echt dat er de komende tien jaar nog gamechanging innovaties komen waarvan we denken: wauw, dat gaat ons echt heel veel brengen. En dat is nodig ook, want waar ik me wel een beetje zorgen over maken is de snelheid van de opwarming. Het lijkt veel harder te gaan dan waar we tot nu toe rekening mee houden. En als we in 2040 moeten klaarspelen wat we nu voor 2050 gepland hebben, ja, dan nemen mijn zorgen wel wat toe. We hebben de tijd hard nodig.”