18 jun 2019
|
Maatschappij
Ondanks het gegeven dat de maatschappij veel waarde hecht aan het onderwerp veiligheid en de veiligheid wordt beschouwd als een kerntaak van de overheid, kan men niet anders concluderen dan dat in de praktijk uitermate slordig met dit onderwerp wordt omgegaan. Dit blijkt niet alleen uit de onafhankelijke onderzoeken, maar ook uit de kritische artikelen of programma’s van onderzoeksjournalisten en de verhalen van klokkenluiders. Graag zou ik de komst van een ‘kritische waakhond’ voor de veiligheid willen bepleiten.
Misstanden of ernstige gebeurtenissen op het gebied van de veiligheid - zoals het eierschandaal, de cafébrand in Volendam, de vuurwerkramp in Enschede, de aardbevingen in Groningen, de MH17, de brand in het detentiecentrum op Schiphol-Oost, de onveiligheid bij Odfjell Terminals, etcetera, etcetera - worden altijd breed uitgemeten. De samenleving vraagt wat er zich precies heeft afgespeeld en wie daarvoor verantwoordelijk en/of schuldig zijn. Een onafhankelijk onderzoek kan worden ingesteld naar de ‘waarheidsvinding’ en een strafrechtelijk onderzoek naar de beantwoording van de schuldvraag.
Bij dergelijke gebeurtenissen – zo leert de ervaring – wordt door de betrokkenen in eerste instantie alles ontkend. Het is en het was allemaal prima voor elkaar. Vervolgens kan er dan – na verloop van tijd – een snoeihard (onafhankelijk) onderzoeksrapport verschijnen, dat de verantwoordelijken kan doen besluiten om te vertrekken of maatregelen te nemen en beterschap te beloven. Alle aanbevelingen, zo wordt beloofd, zullen worden opgevolgd om een dergelijke gang van zaken in de toekomst te voorkomen. Maar in de praktijk wordt er eigenlijk niet of nauwelijks gecontroleerd of die goede voornemens en aanbevelingen wel worden waargemaakt.
En als er door Inspecties iets over de blijvende tekortkomingen wordt gezegd, zoals bijvoorbeeld door het Korps Controleurs Gevaarlijke Stoffen en later de Rijksverkeersinspectie naar aanleiding van de aanbevelingen na de vuurwerkramp in Culemborg in 1991, dan leidt dat niet tot verdere acties. Dat geldt overigens veelal ook voor de interne waarschuwingen vanuit de organisaties zelf.
Over het onderwerp veiligheid kan zeker lovend worden gesproken en het ontbreekt ons ook geenszins aan goede voornemens, maar in werkelijkheid – zo leert iedere keer weer de ervaring – kan het onderwerp veiligheid heel gemakkelijk het onderspit delven als het wordt afgewogen tegen andere - met name economische - belangen.
Zo bleek uit het onderzoeksrapport naar de explosie met de Spaceshuttle Challenger dat de lekkages bij de sluitringen van deze spaceshuttle volledig bekend waren, maar het verhelpen van dit euvel zou een zéér kostbare operatie worden, waarbij tevens het totale lanceerschema zou moeten worden verlaten. En, zo werd gesteld: “Er was immers nog nooit iets gebeurd!”
Na de ontploffing van deze shuttle schreef de onderzoekscommissie een kritisch rapport over het veiligheidsbeleid bij de NASA, waar – volgens de commissie – de veiligheid het aflegde tegen lanceerschema’s en budgeteisen. Dit onderspit delven van het onderwerp veiligheid speelt nu des te meer, daar wij leven in het tijdperk van de zelfregulering. Het tijdperk waarin gesteld wordt: ‘Laat de veiligheid aan de professionaliteit van de sectoren zelf over en geen betutteling meer door de overheid, maar de overheid op afstand.’
In dit tijdperk zijn vele veiligheidsregels nu geen wettelijke regels meer, maar sectorale veiligheidsregels die géén verbindende voorschriften zijn. In de praktijk van de onafhankelijke onderzoeken zie je dat vele organisaties, inclusief de overheid, zich niet houden aan dergelijke regels en dat onder het motto dat het toch geen wettelijke regels zijn. Meestal liggen hier overigens economische motieven aan ten grondslag.
Vervolgens geldt ditzelfde helaas ook voor de wettelijke regels! Zo werd bijvoorbeeld bij de Schipholbrand uit efficiency overwegingen afgeweken van de wettelijke verplichting dat er 24-uurs bewaking in de K-vleugel aanwezig moest zijn. De bewaking werd ’s nachts vervangen door camera’s, met alle gevolgen van dien. In het tijdperk van bezuinigingen is vervolgens ook nog eens op het overheidstoezicht bezuinigd, op grond van het motief dat de veiligheid nu toch aan de professionaliteit van de sector zelf werd overgelaten.
Kortom, uit de vele (onafhankelijke) onderzoeken blijkt dat het onderwerp veiligheid een casinospel dreigt te worden van “het kan goed of slecht gaan”.
Eveneens moet hierbij worden opgemerkt dat die misstanden – het zich structureel en bewust niet houden aan de (wettelijke en sectorale) regels - vele jaren, soms wel tientallen jaren, konden voortduren zonder dat een correctie hierop vanuit het overheidstoezicht of vanuit de organisaties zelf plaatsvond (denk hierbij bijvoorbeeld aan Dupont of aan het gesjoemel met de dieselsoftware).
Ook is mijn ervaring met de onafhankelijke onderzoeken dat al deze misstanden op de werkvloer volledig bekend waren. Nooit was er sprake van een donderslag bij heldere hemel.
Kortom, in de praktijk blijkt dat er slordig met de veiligheidsregels kan worden omgesprongen. Dat het onderwerp veiligheid gemakkelijk het onderspit kan delven. Dat de misstanden die hieruit kunnen voortvloeien – zonder correctie van het interne of externe toezicht – zéér lange tijd kunnen voortduren. Dat hierdoor vele personen in hun werkzame leven met gesjoemel worden opgevoed. Ook kan nog ernstig worden betwijfeld of de lessen uit de onderzoeken naar voorvallen in de praktijk worden gedeeld en vertaald. Dit gesjoemel stimuleert ook het wantrouwen in onze maatschappij.
Om deze reden zou ik de komst van een waakhond voor de veiligheid willen bepleiten. De huidige bestaande overheidsinspecties zou ik willen bundelen tot één onafhankelijke Nationale Veiligheidsinspectie. Onafhankelijk van het bestuur en beleid. Deze nieuwe Veiligheidsinspectie zou dezelfde onafhankelijkheid en hetzelfde gezag moeten krijgen als de huidige Onderzoeksraad voor Veiligheid, maar dan zuiver en alleen gericht op het veiligheidstoezicht. Dit toezicht is niet belast met de strafrechtelijke onderzoeken.
Als ik terugblik op mijn 50-jarige betrokkenheid bij het onderwerp veiligheid, dan kan ik niet anders concluderen dan dat het onderwerp veiligheid een uitermate weerbarstige materie is. Veiligheid kost geld en daardoor wordt al snel de vraag gesteld: “Wanneer óf hoe vaak doet dat risico zich nu voor?”
Kortom, er zijn argumenten genoeg om zich niet aan de regels te houden en snel weer over te gaan tot de orde van de dag. Een waakhond met gezag kan ervoor zorgdragen dat het onderwerp veiligheid de aandacht krijgt die het verdient en dat er van de lessen uit misstanden ook daadwerkelijk wordt geleerd.
Prof. mr. Pieter van Vollenhoven, Voorzitter van de Stichting Maatschappij en Veiligheid, Auteur van ‘Oproep van een waakhond’