1 mrt 2018
|
Maatschappij
Meer Nederlandse studenten zouden een tijdje in het buitenland moeten gaan studeren. “Zowel voor hun persoonlijke ontwikkeling als voor de internationale oriëntatie van ons land”, vindt Freddy Weima, directeur van Nuffic.
Er zijn veel redenen waarom het voor studenten goed is om een tijdje in het buitenland te studeren. “Je wordt een rijker mens door zo’n ervaring, leert improviseren en omgaan met verschillende culturen. Daardoor kun je jezelf beter staande houden. Ook krijg je een spiegel voorgehouden: je leert jezelf en je eigen cultuur beter kennen. Op heel jonge leeftijd bouw je al een internationaal netwerk op. En het staat goed op je cv: wie een tijdje in het buitenland heeft gezeten, vindt sneller een baan, vaak ook met een hoger startsalaris.” Freddy Weima, directeur van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationalisering in het onderwijs, ziet volop voordelen aan een stage of studie in het buitenland. Daar komt de academische uitdaging die er in het buitenland kan liggen, doordat je er colleges kunt volgen die je in Nederland niet kunt doen, nog bij.
Weima vindt het jammer dat weinig Nederlandse studenten kiezen voor een periode in het buitenland. Uit onderzoek kwam dat ongeveer een kwart van de studenten tijdens de studie naar het buitenland gaat. Daarmee loopt Nederland iets voor op andere Europese landen. Maar slechts 2 procent van de Nederlandse studenten kiest voor een gehele studie in het buitenland, tegenover een Europees gemiddelde van 3 procent. En daar moet volgens de organisatie verandering in komen. Nuffic stimuleert de mobiliteit van de studenten op allerlei manieren: met informatievoorziening, maar ook door het beschikbaar stellen en uitbreiden van internationale beurzen en leenmogelijkheden, om zo financiële obstakels bij studenten weg te nemen.
Naast de persoonlijke belangen van studenten zijn er ook op landelijk niveau belangen aan te wijzen om meer Nederlandse studenten een tijdje in het buitenland te laten doorbrengen. “De kwaliteit van het Nederlandse onderwijs heeft baat bij internationalisering”, vindt Weima. “Studenten doen interculturele vaardigheden op, waar ze de rest van hun sociale en werkzame leven profijt van hebben, bijvoorbeeld als ze later een bedrijf beginnen en handelspartners zoeken over de grens. Het is goed voor de economie als we banden opbouwen met andere landen; het kan ook zorgen voor meer vreedzame banden tussen landen.”
Ook onderwijsinstellingen kunnen actie ondernemen om de internationale oriëntatie bij hun studenten te vergroten. Natuurlijk via goede voorlichting en informatieavonden, door een internationale component in de opleiding aan te bieden of zelfs door studenten te verplichten om stage te lopen in het buitenland. Ook behulpzaam zijn de Wilweg-ambassadeurs: studenten die in het buitenland hebben gestudeerd of stage hebben gelopen en daarover vertellen in blogs, vlogs of tijdens voorlichtingsavonden. En sommige leraren doen zelf een buitenlandervaring op en keren enthousiast terug.
Ook de Onderwijsraad, het adviesorgaan voor de regering op het gebied van onderwijs, vindt internationalisering een vanzelfsprekend onderdeel van het onderwijs. De Raad stelde een advies op met vier hoofdpunten. Streef ernaar dat iedereen het onderwijs internationaal competent verlaat. Oftewel: studenten en docenten moeten over de kennis en vaardigheden beschikken om in een internationale context te kunnen communiceren, samenwerken en om te kunnen reflecteren op internationale vraagstukken. Bovendien vindt de Raad dat minstens driekwart van de jonge Nederlanders twee vreemde talen op B1-niveau moet kunnen spreken. Aan het Engelstalig hoger onderwijs zouden meer kwaliteitseisen gesteld moeten worden: docenten moeten de taal goed beheersen en studenten moeten onderwijs op niveau kunnen volgen in het Engels. Tot slot moet de examinering in Nederland voldoen aan internationale standaarden. Alleen dan kunnen we op termijn de strijd met de buitenlandse instellingen blijven aangaan.