21 dec 2022
|
Maatschappij
Wagenparken van bedrijven hebben samen een flink aandeel in de wereldwijde uitstoot van CO2. Dat moet snel veranderen en steeds vaker is die intentie er ook. Toch heeft bijna de helft van de bedrijven nog geen concrete doelstellingen voor het beperken van de uitstoot, en als ze dat wel hebben weten ze niet hoe ze deze doelstellingen daadwerkelijk kunnen waarmaken met hun wagen-park. Dat blijkt uit onderzoek van Shell en Deloitte.
Het onderzoek keek naar bedrijven met een professionele vloot, bestaande uit lichte bedrijfsvoertuigen en voertuigen voor personenvervoer. Voornemens vertalen naar concrete actie blijkt soms lastig. Bedrijven voelen zich overweldigd door alle factoren waarmee ze rekening moeten houden. Dat is ook best begrijpelijk, want een dergelijke verandering heeft veel impact. Een goede strategie, gebaseerd op partnerships kan echter helpen sneller te verduurzamen zonder in te leveren op de Total Cost of Ownership.
Aysun Akik is General Manager van Shell Fleet Solutions Europe & Africa en houdt zich intensief met dit onderwerp bezig. Ze ziet uit de resultaten van het onderzoek en uit eigen ervaring in de praktijk dat het een flinke uitdaging is, maar tegelijkertijd is Akik optimistisch over de grote inhaalslagen die mogelijk zijn. Ze levert daaraan zelf ook een bijdrage met het Accelerate to Zero-programma. Daarmee helpt Shell, in samenwerking met gespecialiseerde partners zoals OviDrive, bedrijven om hun wagenpark sneller van reguliere brandstoffen over te schakelen naar elektrisch of biodiesel.
In vier fases naar net-zero
“In dit programma nemen we bedrijven bij de hand en gaan samen met hen een proces in, dat uiteindelijk als doel heeft de uitstoot van het wagenpark tot nettonul te verlagen. Dat doen we in vier fases, te beginnen met een diagnose. Het wagenpark wordt met behulp van data geanalyseerd en alle relevante informatie wordt verzameld. Dat gebruiken we voor de bouwfase, daarin wordt op basis van data een plan op maat gemaakt. Hier houden we ook rekening met de operationele, financiële en culturele zorgen die een bedrijf kan hebben in zo een transitie. In het plan staan verschillende opties waarmee de doelen van het bedrijf kunnen worden gehaald.”
De derde stap is de uitvoering. In deze fase worden de plannen in de praktijk gebracht, wat ingrijpend kan zijn voor iedereen die er werkt. De uitdagingen waar een bedrijf tegenaan loopt in deze fase, zijn volgens Akik dan ook misschien wel de grootste en belangrijkste van het hele proces. Het is met name de interne afstemming, van CEO tot aan de werknemers en chauffeurs, die essentieel is om alles goed te laten verlopen, legt Akik uit. “We hameren daar vanaf de eerste dag op. Je wil iedereen in het bedrijf meekrijgen en laten zien hoe je je doelen gaat bereiken. Daar is iedereen bij nodig, of het nou werknemers of directieleden zijn. Als de interne afstemming misloopt, wordt het heel lastig om een transitieproces te laten te slagen.”
De laatste stappen van het Accelerate to Zero-programma worden gezet in de resultaatfase. Daarin monitort Shell continu de resultaten en wordt er voortdurend gezocht naar mogelijkheden om nog verder te optimaliseren. Wagenparkeigenaren krijgen op basis daarvan steeds nieuwe aanbevelingen om nog verder te verbeteren en versnellen.
Duurzame initiatieven van Shell krijgen regelmatig te maken met argwaan en kritiek, merkt ook Akik. “Het is belangrijk om te benadrukken dat we vanuit Shell Fleet Solutions veel expertise en ervaring met verschillende oplossingen voor verduurzaming inbrengen. We kunnen dit echter niet alleen en we moeten samenwerken met gelijkgestemde bedrijven en belangenverenigingen in de gehele keten. Ik ben trots om een rol te mogen spelen in deze transitie, om een positieve bijdrage te kunnen leveren en de industrie en de samenleving te helpen om tot net zero te komen.
Wagenpark verduurzamen? Ken dan je personeel en leveranciers!
In het Accelerate to Zero-programma neemt Shell Fleet Solutions bedrijven bij de hand om hun wagenpark sneller te verduurzamen. De partners van Shell spelen hier ook een belangrijke rol in. Zo neemt OviDrive een aantal cruciale onderdelen van het programma voor zijn rekening. Door de opgedane ervaring weten ze precies welke factoren cruciaal zijn om een vloot succesvol te verduurzamen.
De consultants van OviDrive adviseren en creëren strategieën om het wagenpark van hun klanten te verduurzamen. Daarnaast biedt het bedrijf een digitaal fleet managementsysteem aan. Hiermee wordt alle relevante data over de vloot verzameld en wordt de vloot beheerd. Vervolgens komt het systeem met aanbevelingen voor concrete acties om het doel te bereiken en blijft het wagenpark monitoren. Zo heeft een bedrijf altijd zicht op hoe het ervoor staat.
Als de consultants van Ovidrive voor het eerst bij een bedrijf binnenlopen, gaan ze natuurlijk aan de slag met concrete oplossingen. Daarnaast is ook van groot belang te ontdekken wat precies de visie van de klant is, zegt Matthijs Honing, Director Consultancy & Business Development bij OviDrive. “Het is als consultant makkelijk om direct te verkondigen wat een klant zou moeten willen en hoe dat moet. Wij dagen bedrijven juist uit om over hun eigen motivatie na te denken. Zo komen wij erachter wat de redenen áchter de doelstel-lingen zijn. Dat is belangrijk, want op basis daarvan worden veel afwegingen gemaakt.”
Iedereen een eigen mobiliteitsprofiel
Het personeel is volgens Honing een van de grootste factoren in het wel of niet slagen van de verduurzaming van een wagenpark. “Ken je personeel, dat is essentieel. Wij stellen daarom voor bedrijven een stuk of zes mobiliteitsprofielen op. Het ene profiel is bijvoorbeeld voor degenen die op vijf minuten fietsen wonen, een ander profiel bevat juist werknemers die elke dag veel kilometers moeten rijden. Iedereen wordt vervolgens ingedeeld bij een profiel en bij elk profiel hoort een daarop afgestemd beleid. Zo kunnen werkgevers een mobiliteitsbeleid op poten zetten, dat zoveel mogelijk op ieders behoeftes en mogelijkheden is afgestemd.”
Naast het personeel, speelt de selectie van leveranciers een aanzienlijke rol bij het wel of niet waarmaken van de ambities van een bedrijf om de uitstoot te verlagen. Honing: “Helaas focussen organisaties zich nu nog niet voldoende op met wie ze zaken doen en of dat bijdraagt aan het halen van de duurzaamheidsdoelen. Dan blijkt het soms nodig om met meerdere leveranciers te gaan werken, om op de goede weg door te kunnen gaan en de doelstelling niet uit het oog te verliezen. Uiteraard is dat ook iets waar wij klanten in adviseren.”
Honing ziet dat CEO’s regelmatig openlijk spreken over het verlagen van de uitstoot van het bedrijf, zonder te beseffen dat dan wel vandaag actie nodig is, niet morgen. “Als een bedrijf bepaalde doelstellingen heeft, voor 2030 bijvoorbeeld, dan horen ze van ons dat ze veel haast moeten gaan maken, of misschien halen ze het al niet meer. Maar de CEO heeft nu al aangekondigd dat ze het gaan doen, wat zeggen aandeelhouders als het dan niet lukt? Dan is de CEO zijn afspraken niet nagekomen. Het besef dat vrijblijvendheid geen optie meer is, begint gelukkig wel steeds meer te komen.”
Shell manifesteert zich als E-mobility-adviseur
Olie en gasbedrijf Shell laat zich na-drukkelijker zien als adviseur voor bedrijven op het terrein van E-mobility. Niet alleen de laatste stap in het adviestraject komt daarbij aan de orde, zoals het plaatsen van de laadpunten, maar in feite het complete proces. “Als je gaat voor een totale oplossing, dan vraagt dat om een volledige analyse van de achterliggende netcapaciteit en logistieke processen.”
Ook transporteurs zijn druk bezig met een omslag richting duurzaam vervoer. De ambities daarbij zijn behoorlijk scherp, merkt Richard Buss, E-Mobility Business Development Manager E-Depot, van Shell Fleet Solutions. Bestond er eerst nog een zekere aarzeling, nu liggen er bij veel transporteurs plannen om zo snel mogelijk de volledige vervoerscapaciteit te elektrificeren. “Om deze plannen om te zetten in concrete actie zeg ik ‘begin met een eerste stap, experimenteer met een aantal voertuigen’. Met enkele elektrische voertuigen kun je leren en ontdekken waar de verbeterpunten liggen.”
Buss benadrukt dat eigen verduurzamingsplannen het uitgangspunt vormen voor het EV (elektrisch voertuig)-traject. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor hun ambitie; de uitwerking van praktische oplossingen moeten daarop worden aangepast. “Het plaatsen van een laadpunt is het allerlaatste stapje als onderdeel van een veel groter proces. De achterliggende netcapaciteit bijvoorbeeld is duidelijk relevanter om de omslag naar duurzaam vervoer te realiseren, zeker nu er in veel regio’s sprake is van congestie. Is daar sprake van, dan kun je overwegen om te komen tot aanvullende oplossingen, zoals gebruik van extra zonnepanelen of batterijopslag ter plekke.”
De belangrijkste breuk met traditioneel brandstofvervoer is dat E-mobility zich kenmerkt door slimmere oplossingen. Bij dieselvervoer is het een kwestie van brandstof tanken, bij E-mobility ontstaat een samenspel aan mogelijkheden. Het ’s nachts opladen van de voertuigen op eigen grond is daar één van, terwijl Buss dat aanvult met tal van alternatieven. “Als een voertuig terugkomt van zijn rit, dan weten we ongeveer de resterende batterijcapaciteit. Je kunt deze volladen tot honderd procent, maar misschien volstaat zeventig procent voor een volgend korter ritje en kun je de rest van de laadtijd gebruiken voor een ander voertuig.” En zo, vervolgt Buss, bestaan er tal van nieuwe uitdagingen die de omslag naar E-mobility met zich meeneemt. Zo valt op te werpen dat ook de klant die wordt beleverd kan participeren in laadcapaciteit. “Dan kun je de kosten van de laad-oplossing delen, terwijl je ter plekke kunt bijladen”, aldus Buss, die tevens aangeeft dat de rol van de chauffeur niet valt te onderschatten. “Elektrisch rijden vraagt om een andere, meer bewuste rijstijl. Ook van chauffeurs wordt een zekere mentaliteitsomslag gevraagd.”
Wat de Shell-manager met zijn toelichting wil benadrukken, is dat de aanpassing naar E-mobility meer vergt dan de aanleg van een laadpunt. Shell wil zich daarbij graag laten zien als totaaladviseur om dit proces te begeleiden.