25 okt 2021
|
Maatschappij
Journalist: Féline van der Linde
Vrijwel elke stad en gemeente is op dit moment bezig met het verzamelen van data en het daarmee binnenhalen van inzichten om zo een slimmere stad te realiseren. Hiervoor is niet alleen technologie, maar ook privacy en wetgeving essentieel. Technisch kan er al heel veel, maar in de praktijk mag en kan het niet altijd worden uitgevoerd.
“Bij het verzamelen van data komt niet alleen technologie, maar ook wetgeving om de hoek kijken”, vertelt Deborah Nas, ondernemer en hoogleraar ‘Strategic Design for Technology-Based Innovation aan de TU Delft. “Daarnaast zijn er vele stakeholders nodig om van een stad echt een slimme stad te maken. Je moet naast de gemeenten onder andere ook de eigenaren van vastgoed, bewonersverenigingen en Rijkswaterstaat meekrijgen. En dat is een heel lang proces.”
Bovendien is het verzamelen van data niet altijd even makkelijk. In veel infrastructuur ontbreken de sensoren en connectiviteit die nodig zijn om data te verzamelen. En zelfs als je dat goed geregeld hebt, kan het een hele uitdaging zijn om nuttige inzichten uit de data te halen, gaat Nas verder. “De ruwe data moet eerst worden opgeschoond, in het juiste format worden omgezet en worden verrijkt met andere databronnen. De data uit verschillende databronnen moet compatible zijn, anders heb je er weinig aan. Dan loop je vaak aan tegen de beperkingen van oude ICT-systemen, vooral bij gemeentes en overheden. Dat maakt het lastig om slimme steden te creëren.”
We zien in een aantal andere landen ambitieuze proeftuinen voor slimme steden ontstaan, aldus Nas. “De echte innovaties voor een slimme stad komen vooral uit gebieden waar hele nieuwe wijken worden neergezet met de ambitie om uit te groeien tot slimme steden van de toekomst. Een voorbeeld is Toyota Woven City, aan de voet van de berg Fuji in Japan. Hier realiseert Toyota samen met partners een slimme duurzame stad waar data, AI en waterstoftechnologie een belangrijke rol spelen. Uiteraard wordt al het vervoer volledig zelfrijdend. In deze mini-stad wordt alles in het echt getest en uitgeprobeerd: we noemen dit daarom ook wel een living lab. Uiteindelijk zullen er 2.000 mensen wonen, vooral Toyota-medewerkers en onderzoekers. Zij willen de slimme stad van de toekomst mogelijk maken en zullen dan ook zeer veel data delen. Dit is een hele andere mindset en setting dan hier in Nederland. Wij pakken dingen veel kleinschaliger aan en we zetten stapsgewijs nieuwe innovaties in.”
Het ontbreken van de ambitie om vergelijkbare ‘proefsteden’ op te zetten is jammer, stelt Nas. “Theoretisch hebben we alles in huis om een living lab als de Toyota Woven City te ontwikkelen. Misschien niet van een vergelijkbare grootte, vanwege minder beschikbare ruimte, maar als de politiek het zou willen dan moet het kunnen. En daar ontbreekt nu net de ambitie. De politiek laat zich niet horen op dit gebied, wellicht omdat ze daar op dit moment ook iets heel anders aan hun hoofd hebben… Maar ook zonder grote ambitieuze projecten kunnen we al veel meer doen dan nu gebeurt. We hebben een sterke focus op het verduurzamen van bestaande gebouwen. Hier nemen we het ‘verslimmen’ van gebouwen onvoldoende in mee, terwijl je dit juist moet doen als je toch al grote ingrepen aan het gebouw doet. Zonder slimme gebouwen wordt het bijna onmogelijk om slimme steden te realiseren en missen we de voordelen die slimme steden ons kunnen bieden. Door inzet van technologie kunnen onze steden veiliger en duurzamer worden en kan het welzijn van de inwoners verhoogt worden. Vanuit een economisch perspectief kan het een stad efficiënter maken en daarmee kunnen kosten worden bespaard. Kortom, het kan een stad en haar inwoners veel opleveren. Zodra de politiek meer daadkracht toont kunnen smart cities ook in Nederland realiteit worden.”